Kontakten in breder verband zijn om de oude bebouwing te laten fungeren in het geheel zoals men zich dat voor de toekomst denkt. Een bijzonder geval doet zich voor wanneer er sprake is van een beschermd stads- en dorpsgezicht. De Mo numentenwet regelt de tot standkoming hiervan. De andere wettelijke regelingen zoals de wet op de Ruim telijke Ordening en de Woningwet zijn op deze be palingen van de Monumentenwet afgestemd. De aanwijzing, die een bepaald op de kaart aange duid gedeelte van het grondgebied van een gemeente betreft, geschiedt door de Ministers van Cultuur, Re creatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuis vesting én Ruimtelijke Ordening samen. Zij zal tot gevolg hebben een plan voor het aangege ven areaal dat in bijzondere mate conserverend is en afgestemd op de historische en artistieke waarden van de bebouwing. Het maken van zulk een plan geschiedt door de ge meente. Deze heeft hiervoor de beschikking over een eigen stedebouwkundige afdeling of zij geeft een op dracht aan een stedebouwkundig bureau. De procedure om tot een beschermd stads- of dorps gezicht te komen is nogal uitgebreid. Vervolgens is het met name voor de grotere gemeenten een tijd rovende aangelegenheid om te komen tot het plan dat bij de aanwijzing wordt beoogd. Er zijn momenteel 100 situaties waarvoor een beschermd stads- of dorpsgezicht in procedure is gebracht. Voor de helft hiervan is de aanwijzing voltooid. Afgezien van de 100 genoemde situaties zijn er nog 200 situaties waarvoor een aanwijzing in eerste instantie in overweging wordt genomen. Er bestaan geen speciale fondsen bij de Rijksbegro ting alleen bestemd voor de regeneratie van bescherm de stads- en dorpsgezichten. In feite is men aange wezen op de gelden beschikbaar voor de monumenten, vermeerderd met die welke besteed kunnen worden aan verbetering van stadswijken en krotopruiming. Behalve door de gemeente zelve worden voor laatst genoemde doeleinden gelden beschikbaar gesteld door het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. De huidige praktijk wordt zoals hierboven is uiteen gezet gedekt door de bepalingen van de Monumenten wet en van de wet op de Ruimtelijke Ordening. De praktijk van de monumentenzorg is uiteraard al veel ouder dan deze wetgeving. De directe bemoeiing van de Rijksoverheid in de vorm van subsidies en de invloed die langs die weg kan worden uitgeoefend bestaat in Nederland 100 jaar. De aanpak van samenhangende gehelen van oude bebouwing dateert van na de laatste wereldoorlog. Een bekend voorbeeld is de tussen 1957 en 1968 tot stand gekomen regeneratie van de Stokstraatwijk in Maastricht: een buurt van 200 woningen die ten dode scheen opgeschreven werd als totaliteit hersteld. 83 panden werden gerestaureerd, 48 aangepast aan hun monumentale omgeving, 17 ondergingen een niet al te ingrijpende gevelcorrectie; 17 andere werden afgebroken en niet door nieuwe panden vervangen. Verschillende projecten van soortgelijke aard zijn nog niet voltooid maar nog in uitvoering, zo b.v. te Am sterdam en te Deventer. Voor wat het platteland be treft kan gewezen worden op de dorpen St. Anna ter Muiden, Bronkhorst en Orvelte. Het meest gebruikelijke systeem in Nederland is nog steeds niet zozeer een totale aanpak in één keer met alle financiële en organisatorische consequenties van dien als wel een geleidelijke regeneratie, waarbij zo veel mogelijk gepoogd wordt de restauratie van de individuele monumenten en het stedelijk beleid ten aanzien van een bepaalde wijk te coördineren. Er zijn talloze voorbeelden van een dergelijke gang van zaken. Het voordeel is, dat men op deze wijze minder be paalde „geconserveerde eilanden" in het totaal van een oude stad tot stand brengt doch veeleer het voort bestaan van een bepaald historisch karakter voor een gehele stad als zodanig bewerkstelligt. Uiteraard hangt bij deze opzet veel af van de richting die men kiest voor het beleid in het algemeen. Dit is de reden waar om de monumentenzorg van vandaag gaarne inspraak heeft in het overheidsbeleid op de verschillende niveaus ten aanzien van de oudé kernen van steden en dorpen. DR. C. A. VAN SWIGCHEM Heemschut hield meerdaagse congressen in 1911, 1913, 1920. Daarna werden in samenwerking met „de Mo numentendag" jaarlijkse voordracht-bijeenkomsten ge houden van 19271940. Tijdens het 50-jarig bestaan in 1961 werd een inter nationaal Heemschutkongres gehouden te Amsterdam. Tentoonstellingen werden door Heemschut gehouden in 1919 in het Stedelijk Museum, in 1934 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen met inzendingen uit Ned. Indië, Zuid-Afrika, België en Luxemburg. In 1943 in het Stedelijk Museum was Heemschut mede-organisator van de tentoonstelling Amstel, Vecht en Zaan. In 1966 werd gedurende de gehele maand september een zomercursus gehouden, „Heemschut en Monumen tenzorg" met excursies door geheel het land. Dat ge schiedde in samenwerking met de Belgische Kon. Ver. voor Natuur- en Stedenschoon en de Zuidafrikaanse Stigting Simon van der Stel. Op 19-20 oktober 1968 hield onze zustervereniging, de Belg. Kon. Ver. voor Natuur- en Stedenschoon een congres over Monumentenzorg en historische kernen met Zuidnederlandse sprekers en vele Nederlandse deelnemers-Heemschutleden. Sinds de oprichting in 1964 neemt de Bond Heem schut deel aan „Europa Nostra". 51

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1969 | | pagina 9