De situatie van de monumentenzorg
in Nederland
De huidige situatie van de monumentenzorg in Ne
derland wordt voor wat de juridische kant van de
zaak betreft bepaald door de Monumentenwet van
1961. Deze maakt onderscheid tussen individueel mo
nument en stads- en dorpsgezichten. Tot de individuele
monumenten behoren ook de archeologische monu
menten.
De wet bepaalt dat de belangrijkste monumenten van
geschiedenis en kunst vanwege het Rijk een zekere
bescherming zullen genieten. Er dient voor iedere ge
meente (er zijn in Nederland 900 gemeenten) een
register te worden samengesteld van door het Rijk
beschermde monumenten. Sedert de tot standkoming
van de wet is de opbouw van de registratie ter hand
genomen en in eerste aanleg voltooid. Er zijn thans
40.000 monumenten beschermd.
De wet regelt de positie van de eigenaar van een
beschermd monument. Hem is o.a. een beroepsrecht
gegeven voor het geval hij het niet eens is met de
beslissingen van de Minister.
De wet heeft voorts aangegeven op welke wijze nieuwe
beschermde monumenten aan de lijst kunnen worden
toegevoegd of bestaande monumenten van de lijst
kunnen worden afgevoerd. Daar ingevolge de wet een
gebouw 50 jaar'oud moet zijn, wil er van bescherming
sprake kunnen zijn, zullen de registers in de toekomst
door toevoegingen up-to-date moeten worden gehou
den.
De eigenaar van een monument beschermd of niet
kan een aanvraag indienen voor een subsidie indien
het gebouw moet worden hersteld. De subsidie betreft
uitsluitend reparatiekosten voor het gebouw zelve, niet
verbeteringen of aanpassingen aan een nieuw gebruik;
evenmin wordt subsidie verleend in de onderhouds
kosten.
De Minister is niet verplicht tot het verlenen van sub
sidies; hij neemt'zijn beslissing na de nodige ambtelijke
adviezen te hebben ingewonnen. Uiteraard wordt zijn
beslissing mede bepaald door het aantal en de om
vang van de overige subsidieaanvragen. In het alge
meen gelden zekere percentages als uitgangspunt bij de
grootte van het bedrag b.v. voor kerken 50 en voor
woonhuizen 20 a 30 Bijzondere omstandigheden
kunnen echter van invloed zijn op de bepaling van
het percentage.
Het Rijk is niet de enige instantie die subsidies ver
leent. Dit gebeurt ook door de provincie zij het
voor een veel geringer percentage en door de ge
meente. Deze laatste kan in sommige gevallen via een
omweg het bedrag aan restauraties besteed geheel of
voor een belangrijk deel weer terug krijgen uit een
bepaald rijksfonds.
In 1969 is ruw gesproken voor subsidiëring van restau
raties voor het Rijk 32 miljoen beschikbaar. Indien
men daarbij telt wat er van andere zijde aan subsidies
zal worden toegevoegd en wat er van de eigenaar
komt, mag men aannemen dat er voor een bedrag van
80 miljoen aan zuivere restauratiekosten kan wor
den besteed dit jaar.
Met verschillende gemeenten die zeer rijk zijn aan
monumenten is een regeling getroffen, die inhoudt dat
er een fonds is gemaakt waarin Rijk en gemeente met
gelijke bedragen participeren en dat bestemd is voor
kleine gevallen. De opzet is om via deze regeling tot
een vereenvoudigde en snellere werkwijze te komen
voor wat betreft de eenvoudigste restauratiegevallen.
Door deze regeling kunnen de eenvoudige monumen
ten beter aan hun trekken komen dan anders het geval
geweest zou zijn.
Behalve de overheidsinstanties zijn er diverse particu
liere verenigingen en organisaties, stichtingen e.d. die
werkzaam zijn ten nutte van de monumenten. Sommige
daarvan kopen monumenten op om deze na restau
ratie te exploiteren, andere geven subsidie of verlenën
bemiddeling bij restauraties en het vinden van nieuwe
bestemmingen.
In 1968 zijnruim 400 restauraties gereedgekomen
waarin van overheidswege is gesubsidiëerddaarbij
zijn er van grote omvang doch ook een aanmerkelijk
aantal kleine gevallen.
Tot zover wat betreft de individuele monumenten.
Ten aanzien van situaties welke bescherming verdie
nen kan het volgende worden opgemerkt:
Natuurmonumenten vallen als zodanig niet onder de
Monumentenwet; voor deze bestaat een aparte rege
ling. Voor situaties waarin archeologische monumenten
en bouwkundige monumenten van latere datum een
rol spelen dient onderscheid te worden gemaakt tussen
twee mogelijkheden: er is een beschermd stadsgezicht
of niet.
In het laatste geval behoeft dit niet te betekenen, dat
er geen enkele aandacht wordt besteed aan het mo
numentale aspect. Er bestaat in Nederland sedert 1965
een wet op de Ruimtelijke Ordening welke voorschrijft
dat er voor de gemeentelijke gebieden een planning
moet komen.
Dit is in ons geval met name belangrijk voor de oude
kernen. Bij het maken van het plan moeten alle be
langen in rekening worden gebracht en tegen elkaar
worden afgewogen.
In dat kader mag men ook rekenen op waardering
van de oude bebouwing. Afgewogen dient te worden
hoe de betekenis hiervan zich verhoudt ten opzichte
van de anderë belangen en welke mogelijkheden er
50