72
publiceerde U een „Gemeenschappelijk commentaar
op het voorontwerp van de tweede nota over de Am
sterdamse binnenstad".
In dit verband vestigen wij Uw aandacht op een voor
dracht die prof. drs. G. J. van den Berg, hoogleraar
in de planologie en demografie aan de Rijksuniversi
teit te Groningen in december jl. heeft gehouden voor
het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genoot
schap.
Stellingen
Onder ;de titel „Amsterdam's binnenstad in de toe
komst - Kansen op verwezenlijking" ging prof. Van
den Berg in zijn referaat uit van een tiental stellingen,
te weten:
1. Binnenstadsbeleid vereist een geheel ander denk
raam en andere typen van onderzoek dan stadsuitleg;
2. Het binnenstadsbeleid is momenteel DE toetssteen
voor de gevoeligheid van het gemeentebestuur voor
de democratiseringsproblematiek;
3. Het gemeentelijke apparaat van Amsterdam is
sociaal-planologisch te zwak toegerust;
4. Bij bestemmingsplannen voor de binnenstad kan
het rechtsmiddel van de zo genaamde bebouwings
plannen niet worden ontbeerd;
5. De Binnenstadsnota II beperkt zich teveel tot de
begane grond, de bovenlagen krijgen bestuurlijk te
weinig aandacht;
6. Ruimtelijke functie-segregatie in de binnenstad
leidt sociale de-urbanisatie in, terwijl sociale super
urbanisatie gewenst wordt en door veredelde menging
bereikbaar is;
7. Buiten de „urban core" dient het goede wonen-in-
dichte-pakking voor ALLE bevolkingscategorieën met
alle middelen krachtig te worden bevorderd;
8. Een binnenstadsbeleid vindt zijn vanzelfsprekend
uitgangspunt in de sociaal tot nieuw leven te wekken
monumentaliteit en dient uit dien hoofde de monu
mentale percelering als sociaal moduul te bezigen;
9. De eenheid en samenhang van de binnenstad (met
inbegrip van de negentiende eeuwse gordel) als woon
gebied kan gewaarborgd worden door onderdoorgan
gen voor voetgangers en fietsers onder de plaatselijk
telkens op te welven hoofdverkeerswegen;
10. Het gemeentebestuur loopt kans het zich bij de
verwezenlijking van het binnenstadsbeleid onnodig
moeilijk te maken.
Sociale aspecten
Uit de verdere inhoud van het gesprokene dat
binnenkort integraal in druk zal verschijnen citeren
wij het volgende.
„Het wonen in de binnenstad ontleent zijn aantrek
kelijkheid, behalve aan de functionele menging en de
relatief zwakke rol van de sociale segregatie in dit
uiterst gedifferentieerde woongebied, met name ook
aan de dichte pakking. In Binnenstadsnota II wordt
de dichte pakking ook genoemd, maar feitelijk alleen
in pejoratieve zin. Daarmee dreigt echter een groot
goed, als kind tegelijk met het badwater te worden
weggeworpen.
Van Huiten heeft duidelijk laten zien, waar zo'n be
perkte visie voor het samenleven in de binnenstad van
Amsterdam op uitdraait: op de verschraling van dit
woongebied tot doorgangshuis voor jongeren en alleen
staanden, tot sterfhuis van bejaarden en tot getto van
artistiekelingen en zo. Alles onder het motto, dat de
woningen er zo klein zijn.
Natuurlijk beoogt het binnenstadsbeleid mede te komen
tot betere en ook grotere woningen. In verband met
de daaraan gekoppelde stijging van de huren en huur
waarden dreigt dit aspect van het beleid uit te mon
den in een nieuwe woonfunctie voor de happy few.
Die tonen daarvoor ongetwijfeld animo.
Maar Amsterdam's binnenstad als samenhangend
woongebied is met deze, vervangende, injectie uiter
aard gediend noch gered. Dat kan alleen worden be
reikt als men die binnenstad beter en/of opnieuw be
woonbaar maakt voor alle bevolkingscategorieën. En
dat betekent dat men zeer vele bovenétages onder de
woningwetfinanciering moet zien te brengen.
„Lieven de Key"
Hier zou een nieuwe taak voor de Amsterdamse wo
ningbouwcorporaties kunnen liggen, ware het niet dat
die daar geen belangstelling voor tonen en er ook niet
op zijn ingeschoten. Gelukkig is er een nationale wo
ningbouwcorporatie, de Stichting „Lieven de Key",
die zich thans opmaakt deze taak in Amsterdam te
entameren.
Deze stichting, die in 1968 werd opgericht en door de
Kroon werd erkend en toegelaten als woningbouw
corporatie op basis van de Woningwet, en in welks
bestuur de voorzitter van de Nationale Woningraad
is opgenomen, heeft twee voordelen. De eerste is dat
zij zich uitsluitend inlaat met de zorg voor het oude,
in het bijzonder het monumentale milieu; het tweede
voordeel is, dat zij nauw verbonden is met de Neder
landse Monumenten Stichting, die precies hetzelfde
doel nastreeft, maar dan voor de niet-woningwet-
sector, en die zich zo nodig met de zorg voor die
begane-grondverdiepingen kan belasten, waarin het
niet-hinderlijke bedrijfsleven dan onder moderne pro-
iuctie-omstandigheden kan blijven functioneren.
Dankzij de wet op de horizontale eigendom biedt het
particuliere initiatief aldus een opening voor een
effectief binnenstadsbeleid die ligt te wachten tot het
gemeentebestuur erop wil inhaken. Dat lijkt temeer
aantrekkelijk, omdat er een stimulerende werking van
zou kunnen uitgaan op de betrokken overheidsdiensten.
De beide stichtingen sluiten speculatie uit met wat zij
eenmaal hebben verworven. De Stichting Lieven de
Key wil niets liever dan zich in dienst stellen van dat
deel der Amsterdamse binnenstadsbevolking dat anders
haar huidige woongebied zou moeten verlaten'.
F. W. VAN GULICK