naar het milieu kijken zijn het zeldzaam wordende
kostbaarheden, en dat is even juist.
Voor de toekomst van de oude binnensteden is het
een heilzame omstandigheid dat de berscherming
van stads- en dorpsgezichten onder twee departe
menten valt: Cultuur, Maatschappelijk Werk en
Recreatie, en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or
dening. Ook bestuurlijk is het museale isolement
van de monumentenzorg daarmee opgeheven. Wil
deze verbinding echter volwaardig gaan meespelen
in de komende jaren dan is het dringend noodzake
lijk dat de rehabilitatie van woonwijken van vóór
1860 een wezenlijk deel gaat uitmaken van het volks
huisvestingsbeleid, en daarbij ook wat de financie
ring betreft een hoge prioriteit krijgt. In de reken
som die het aanzwellen van de naoorlogse woning
voorraad aantoont, van de 1,5 miljoen die er nu
zijn tot bijna 5 miljoen omstreeks het jaar 2000,
valt de bebouwing uit de jaren 1919—1945, nu
nog een belangrijk element is in onze steden en dor
pen, al terug tot een zesde van de nieuwe voorraad.
De bebouwing van vóór 1919, inclusief al onze
monumenten, wordt een restant dat ergens tussen
de verschillende rubrieken verloren raakt.
En dat is nu precies wat niet gebeuren mag. Wij
weten niet hoe de woonvormen zich in de komende
decennia zullen ontwikkelen. Misschien komt daar
in een bevrijdende doorbraak uit de eentonigheid
en benauwdheid van nu.
Zeker is wel dat er op dit gebied, ondanks de tech
nische verbeteringen, vreemde conservatismen be
staan. De voorkeur voor een afzonderlijke keuken
en de weerstand tegen de in onze samenleving veel
praktischer woonkeuken een overblijfsel uit de
tijd van het vaste dienstmeisje is er één van. Wie
de ontwikkeling van de plattegronden nagaat sinds
de woningwet van 1901 ziet de traagheid waarmee
vernieuwingen doorzetten. De mechanisatie van de
bouwproductie werkt ook niet in de richting van
veel experimenten. Het individueel ontworpen huis
zal onvermijdelijk zeldzamer worden, het aantal
varianten in indeling en technische voorzieningen
zal naar het zich laat aanzien eerder verminderen
dan uitgroeien.
In dat perspectief van miljoenen monotone wonin
gen, ruimer en comfortabeler dan het huidige ge
middelde maar daarom niet minder benauwend door
hun gebrek aan individualiteit, is de voorraad van
oude woonhuizen van onschatbare betekenis. In het
jaar 2000 zullen 18 miljoen Nederlanders met meer
vrije tijd dan nu en een ruimer inkomen een woning
moeten hebben. Het kan nauwelijks meer een vraag
zijn of onder die 18 miljoen wel behoefte zou be-
LflilJH 111
EiuHnimuinm
30
De oude binnensteden met hun sterke menging van wonen en
werken, komen steeds meer in trek als woonmilieu van mensen
die behoefte hebben aan een omgeving met een eigen karakter
Dè Noordhollandse houtbouwin het begin van de 20ste eeuw
nog algemeen, zal aan het eind van de eeuw zeer zeldzaam zijn
geworden (foto Monumentenzorg Amsterdam)
Het hiernaast afgebeelde huis vóór het herstel. Nog steeds wor
den soortgelijke panden afgebroken zonder dat men zich reali
seert hoe groot hun waarde is voor de variëteit in de woning
voorraad (foto Monumentenzorg Amsterdam)