gezamenlijk naar buiten op te treden.
Aan dit streven wordt nog steeds naar beste weten
de hand gehouden.
60 jaar later Beraad Binnenstad Amsterdam
Toen de vertegenwoordigers van 18 verenigingen
te Amsterdam van architecten, restaurerende in
stellingen, kunstenaars, oudheidskundige vereni
gingen, Kamer van Koophandel en de Bond
Heemschut in de afgelopen maanden in verschil
lende vergaderingen bijeen waren, om een geza
menlijk standpunt in te nemen ten aanzien van het
voorontwerp van de Tweede Nota over de Am
sterdamse Binnenstad, moest ik wel even denken
aan de vergaderingen van 60 jaar geleden. Op
merkelijk was de overeenstemming terzake van
het bewoond houden van de binnenstad, de be
hoefte aan verkeers- en parkeermaatregelen, het
behoud van het bijzondere karakter van Amster
dams binnenstad. De gemeenschappelijke mening
zal in een adres aan het gemeentebestuur van Am
sterdam tot uiting worden gebracht, vermoedelijk
begin februari.
Paniekerig was het bericht in de dagbladen, dat
van gemeentewege bij de Begroting 1969 was mee
gedeeld, dat de laatste tijd 250 bedrijven per jaar
de binnenstad verlaten!
Koren op de molén van hen, die jammeren dat de
binnensteden ten dode zijn opgeschreven als men
haar karakter wil laten behouden door restauratie
en herstel. Alsof dit zou moeten betekenen, dat de
economie moet worden lam gelegd!
Hoewel wij niet willen twijfelen aan zijn goede
bedoelingen dient een mooi staaltje van schrome
lijke overdrijving gesignaleerd te worden, zoals
Mr. J. A. G. Jonckheer dat op het jaarlijkse diner
van het Havengilde in Amsterdam gaf.
Hij zeide te hopen, dat na Mobiloil gauw het
Franse Progilbedrijf in de haven zou komen. „Zo
als gebruikelijk, worden er weer veel bezwaren ge
maakt" aldus Mr. Jonckheer, „maar wij mogen
vertrouwen, dat ons stadsbestuur de nodige waar
borgen zal eisen voor de bescherming der om
wonenden". (Daarop zijn juist de bezwaren ge
richt. De ervaring is tot nog toe niet zo gunstig,
dachten wij! T. K.) „Als aan alle bezwaren, die
steeds worden opgeworpen, bij alle nieuwe ont
wikkelingen, tegemoet zou zijn gekomen" aldus
Mr. Jonckheer, „dan zou ons havengilde zich nu
uitsluitend kunnen bezig houden met het rond
leiden van toeristen in een wonderschone, maar
dode stad!" Een fraai zinnetje demagogie, men
kan ook stellen, dat, als men de petro-chemische
en alle lucht- en waterverontreinigende industrie-
en hun gang had laten gaan en geen enkel breidel
stelde aan industrievestiging, Amsterdam één
groot fabriekscomplex was geworden waar wel
geld kan worden verdiend, maar waar niet meer
behoorlijk geleefd en nog minder gewoond zou
kunnen worden. En wat zou nu wel het belang
rijkste zijn?
Een in onze ogen wijzer woord uitte de gastspre
ker, de commissaris van de Koningin in Noord-
Holland, Mr. F. J. Kranenburg. Hij zag Amster
dam als nationaal centrum voor de sector van de
handel, financiën, verzekering, research, commu
nicatie en cultuur. „Amsterdam ligt op het kruis
punt van zeeverkeer en industrie en daar is de
grond bouwrijp voor een World Trade Centre.
Het kon wel eens een nationaal belang zijn, om de
functie van de eigen hoofdstad duidelijk te onder
kennen en zich daarmee in de wereld te presen
teren. Om dat te bereiken", zo zei Mr. Kranenburg
„moet Amsterdam zijn uiterste best doen om zich
zelf in het land te presenteren".
Wij meenden dat dit verstandiger taal was, en
ook meer reëel.
Juist toen wij ons nader wilden verdiepen in het
vreemde statistische paniekbericht, dat 250 bedrij
ven per jaar de binnenstad zouden verlaten, kwam
er een verduidelijkende en verklarende mededeling
van burgemeester Dr. I. Samkalden tijdens de
jaarbijeenkomst van de Amsterdamse Industrie
Vereniging. „Een uittocht is het niet", aldus de
burgemeester. „Het grootste deel van de bedrijfs-
verplaatsingen is binnen hetzelfde stadsdeel, al is
er wel een zekere verplaatsing naar de randge
meenten. Als dit met een modernisering van het
bedrijf gepaard gaat, behoeft het geen verlies te
zijn". Overigens zei de burgemeester: „Het afne
men van de industriële werkgelegenheid in Am
sterdam gaat gepaard met een stijgen van de derde
sector, dat zijn handel, banken, verzekeringswezen
en dienstverlening in het algemeen. Deze is nu,
wat bruto toegevoegd produkt betreft, al van meer
belang dan de industrie".
Het spookbeeld van 250 per jaar verdwijnende be
drijven uit de Amsterdamse binnenstad zal nog
wel blijven rondwaren in dié publiciteit, waar men
dit soort berichtgeving wel lust. Dat schijnt onver
mijdelijk in deze tijd, waarin sensatie zo'n grote
rol speelt. Men kan nu beter weten.
Het adres der 18 verenigingen in Amsterdam zal
klaarder taal spreken en meer aandacht verdie
nen dan het volstrekt onnodig onrustwekkende en
in wezen incorrecte bericht der bedrijven die de
binnenstad verlaten.
Lof voor Naarden
Minister Klompé heeft het gemeentebestuur van
Naarden lof toegezwaaid om de wijze waarop men
daar de monumentenlijst in ontwerp heeft behan
deld. In plaats van met allerlei verzoeken tot het
schrappen van de Rijkswege opgemaakte lijst te
komen, heeft men verzocht een aantal objecten
2