Op Heemwacht
TON KOOT
Cultuurbeleid van Minister Klompé
Prioriteit voor behoud historische kernen
Begrotingen zijn geen stukken, die men in adem
loze spanning leest, maar toch zijn het ook niet
zulke droge brokken als men deze zo graag aan
duidt. In het bijzonder de Memorie van Toelich
ting op de Rijksbegrotingen van het Ministerie van
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk lezen
wij altijd met grote aandacht en zij bevat veelal
stof, die niet alleen bepalend is voor het voorliggen
de dienstjaar van het zo belangrijke departement,
maar ook aanwijzingen die voor het werk, zoals
dat door instellingen als de onze gedaan wordt, van
grote betekenis zijn. Enkele voorbeelden hieruit
betreffende de Rijksbegroting voor het jaar 1969
mogen dat duidelijk maken.
Ten aanzien van de algemene inleiding op de af
deling Oudheidkunde en Natuurbescherming zegt
Minister Klompé, bijzondere betekenis te hechten
aan het behoud van het overgeleverde cultuur
bezit, omdat dit het historische kader en daarmede
een van de milieubepalende factoren vormt, waar
binnen de mens van nu en van de toekomst moet
leven. Het duidelijkst spreekt dit ten aanzien van
de monumenten om ons heen, monumenten die
wij wellicht niet steeds bewust zien, maar waarvan
wij de aanwezigheid niettemin ondergaan en die
aldus de identiteit van de stad of het dorp waarin
wij leven, bepalen.
Evenals de minister zowel via de bescherming van
het individuele monument als door de aanwijzing
van stads- en dorpsgedeelten tot beschermd stads
en dorpsgezicht streeft naar instandhouding van uit
cultuurhistorisch oogpunt of door hun schoonheid
waardevolle elementen, is haar beleid met betrek
king tot de niet-stedelijke gebieden gericht op het
behoud van die terreinen, die uit natuurweten
schappelijk oogpunt of vanwege hun schoonheid
ook voor de recreërende mens waardevol
geacht worden. Als uitgangspunt voor dit te voeren
beleid is mede van betekenis het behoud van een zo
groot mogelijke variatie van landschappen.
De aanvankelijke afkeer tegen de wettelijke monu
mentenbescherming, aldus de Minister, die voor
een belangrijk deel zijn oorsprong vond in de vrees
dat met een en ander zeer veel tijd gemoeid zou
zijn, wordt duidelijk minder. Dit blijkt o.m. uit het
feit, dat het aantal beroepen tegen aanwijzing
op grond van de Monumentenwet relatief af
neemt de inventarisatie van het monumenten-
bezit ingevolge artikelen 8 t/m 10 van de Monu
mentenwet is voor 85% voltooid terwijl an
derzijds de belangstelling voor het behoud van
monumenten toeneemt.
In aansluiting op deze woorden van de Minister,
die het bestuur van de Bond Heemschut geheel
onderschrijft, is dit bestuur er trots op, tot die
grotere belangstelling voor het behoud van de
monumenten in het bijna zestigjarige bestaan van
de Bond zijn bijdragen te hebben kunnen leveren.
Niet alleen door veelvuldige publikaties in tijd
schrift, Heemschut-serie en de nu opnieuw op
stapel staande Fibula-Heemschutreeks, maar ook
door zijn vele adressen en requesten aan de over
heden, die een wijde verspreiding vonden in de
gehele Nederlandse pers, heeft de monumentenzorg
in haar totaal een groeiende algemene belangstel
ling ondervonden en een steeds intensiever wor
dend besef bij de meer intellectueel en vooral cul
tureel ingestelde delen van ons volk, waarbij in de
laatste jaren niet het minst bij de jongeren.
De Minister gaat voort: zowel onder particuliere
huizenbezitters als bij architecten en stedebouw
kundigen bestaat een groeiende belangstelling voor
het behoud van dit zichtbare deel van ons ver
leden. Daarmede parallel loopt een nog steeds toe
nemende stroom van subsidieaanvragen.
Ook op dit terrein legt de algemene toestand van
's lands financiën beperkingen op. Dit heeft tot ge
volg dat de middelen die uitgetrokken kunnen
worden, niet toereikend zijn. Wanneer de Minister
zich dientengevolge genoodzaakt ziet telkens op
nieuw keuze te maken, wil zij een eerste prioriteit
toekennen aan het behoud van het aspect van historische
stads- en dorpskernen. Hiertoe aldus de Minister
bestaat te meer aanleiding, omdat zij zoals in
deze memorie nog verder tot uitdrukking zal ko
men ook voor het overige haar beleid in
belangrijke mate wil richten op de zeer bijzondere
en gecompliceerde problematiek van de binnen
steden. Een absolute prioriteit zal aan deze cate
gorie van monumenten echter nimmer verleend
kunnen worden, omdat het gelukkig on
denkbaar is dat b.v. de kerken van Haarlem (St.
Bavo), Gouda (St. Jan), Maastricht (St. Servaas)
of Bergen op Zoom (St. Gertrudis), die restauratie
evenzeer dringend van node hebben, zouden
worden prijs gegeven.
129