b.v. omstreeks 1870 de bouw tengevolge van een
aantal voor de tijd van ontstaan karakteristieke
Hogere Burgerscholen. De geschiedenis van het sta
tionsgebouw, nauwelijks honderd jaar oud, is reeds
zeer interessant, zowel uit specifiek stylistisch oog
punt beschouwd als ook gezien vanuit het stand
punt van de techniek. In samenhang met de stations
dient men te letten op de bebouwing van de omge
ving; de Stationsstraat is een type. De ontmanteling
van de steden heeft in vele gevallen typische plant-
soenaanleg met zich meegebracht en karakteristieke
singelbebouwing. Later in de eeuw valt te letten op
voorbeelden van nieuwe staclsaanleg, villaparken en
woningblokbouw. De utiliteitsbouw vormt een ca
tegorie in de 19de en 20ste eeuw, die geheel nieuwe
aspecten aan het beeld heeft toegevoegd.
Naast de grote zaken is er voldoende reden om te
letten op het kleine, het typische straatmeubilair:
lantarenpalen, stoephekken, kiosken e.d. Deze klei
ne objecten zijn niet alleen karakterbepalend voor
de nieuw aangelegde wijken maar dragen ook bij
tot de verandering van het straatbeeld in de oude
kernen. Zoals iedereen weet trouwens, is daar nog
veel meer aan de hand geweest. Zo b.v. de geheel
nieuwe ontwikkeling van de winkel- en kantoorge
bouwen. In enkele steden zijn er plannen gemaakt
of uitgevoerd voor een winkelpassage naar buiten
lands voorbeeld. Behalve de winkel- en bedrijfssec
tor is belangrijk die van het vermaaksgebouw en het
gebouw voor culturele doeleinden: schouwburgen,
concertzalen, musea zijn naast b.v. de „buitensocië
teit" grote sfeerbepalende objecten geworden in het
19de eeuwse cultuurleven. ziet, er is voldoende
van allerlei aard.
Zorgvuldigheid ten aanzien van schoonheid uit
19de en 20ste eeuw.
Wij weten allen, dat Nederland na 1880 - 1900 een
periode heeft beleefd waarin het opnieuw belangrij
ke bijdragen heeft geleverd aan het Europese cul
tuurleven (Berlage, de Bazel, Mondriaan, Van der
Leek, De Klerk, om slechts enkele namen te noe
men). Dit mag ons er echter niet van weerhouden
als Nederlanders ook zorgvuldig om te gaan met
het cultuurgoed uit de eerste 70 a 80 jaar van de
19de eeuw, ook al was die periode buiten Neder
lands verband gezien, minder belangrijk. Trouwens
het is de vraag of onze zorgvuldigheid voor de cul
tuurproducten van na 1880 - 1900 wel al evenredig
is aan de grote waarde ervan, zoals die door deskun
digen in binnen- en buitenland wordt getaxeerd.
Doelstelling van de nieuwe commissie
Wat stelt men zich voor met de nieuwe Heemschut
commissie „Cultuurleven 1815 - 1940"
Volledigheidshalve laten wij hier de volledige for
mulering volgen van de doelstelling:
Het bevorderen van de kennis van en de belangstel
ling voor de cultuuruitingen van het tijdvak 1815-
1940. In het bijzonder voor zover deze liggen in het
vlak van de bouwkunst, de beeldende kunsten en de
toegepaste kunsten. Hierbij valt onder meer te den
ken aan:
a. Het opsporen van hier en daar aanwezig materi
aal en het bevorderen van het collectionneren en
deponerèn.
b. Het stimuleren van het vastleggen van gegevens
en het registreren van hetgeen aanwezig is.
Het bevorderen van bestudering, wetenschappe
lijk opgezette publicaties en wetenschappelijk
verantwoorde exposities.
c. Het wekken van belangstelling voor bedoelde
cultuuruitingen en het in ruimere kring daar
aan bekendheid geven door middel van woord,
geschrift en beeld.
Hierbij is niet zozeer gedacht aan de wetenschap
pelijke benadering, hiervoor onder sub b ge
noemd, als wel aan popularisering.
d. Het verstrekken van adviezen aan allen die bezig
zijn met de materie waarvoor de commissie zich
interesseert en doeleinden nastreven welke stro
ken met die van de commissie.
e. Het voorkomen van vernietiging van waarden,
behorend tot het cultuurgoed van het tijdvak
1815 - 1940.
De formulering van zo'n doelstelling komt er nogal
pretentieus uit te zien. In feite zal onze bijdrage zeer
bescheiden van aard moeten zijn. Het komt er prac-
tisch op neer, dat aan een klein gezelschap van des
kundigen op het gebied van de 19de-eeuwse kunst
gevraagd is van tijd tot tijd bijeen te komen om te be
spreken of op andere wijze de belangstelling kan wor
den gestimuleerd, het collectionneren van voorwer
pen kan worden bevorderd, of tot de verdieping van
de kennis kan worden bijgedragen.
De positie van de commissie brengt met zich mee,
dat zij daarbij niet veel meer zal kunnen doen dan
bemiddelen. Dit hoeft echter al is het niet specta
culair niet zonder enig belang te zijn. Aan instan
ties, die musea beheren, tentoonstellingen inrichten
of monumenten verzorgen kan wellicht eens een
keer op dat juiste moment een terzake-dienende sug
gestie worden gedaan. In gevallen, waarin belang
rijke zaken verloren dreigen te gaan, kan aan het be
stuur van de Bond Heemschut worden voorgesteld
te protesteren en te requestreren. Behalve op ande
re wijze kan de belangstelling voor het Cultuurleven
1815 - 1940 ook worden gediend door inhoud te ge
ven aan de interesse, die hiervoor bestaat (of nog
niet bestaat) bij de leden van de Bond Heemschut
zelf. Hiervoor zullen bijdragen kunnen dienen in
het Heemschutorgaan en kleine excursies worden
georganiseerd, gewijd aan bouwwerken en objecten
uit de 19de eeuw.
De commissie zal zich gelukkig prijzen indien blijkt
dat er belangstelling is voor haar arbeid of laten wij
het precieser zeggen: voor haar doelstellingen.
Haar adres: Bureau Bond Heemschut, Nieuwezijds
Kolk 28 te Amsterdam (C.)
DR. C. A. VAN SWIGCHEM
76