moeilijker te aanvaarden dat van zijn werkruimte de helft afgenomen wordt om er de tuin van een ander pand van te maken dan dat zijn hele pand met alle buurhuizen moet wijken voor een verkeersweg. In het laatste geval accepteert men de noodzaak, al is deze op zichzelf nog zo aanvechtbaar, in het eerste vraagt men waarom dit nu nodig is. Van minder per soonlijk-emotionele aard waren de bezwaren die Drs. J. P. A. Gruyters in Het Parool naar "vorén bracht. Naast vele winstpunten zag hij in het „openbreken" der bouwblokken een poging om tuinstadje te spelen in de binnenstad, doordat de privacy van het" geslo ten carré verloren gaat en de bewoners van voren en van achter te kijk zitten. Geheel ongegrond: is'dit be zwaar niet. Bij de nadere uitwerking van het plan zal men er bij de „aankleding" van de pleintjes en tuinen op moeten letten dat de buiirt een stedelijk karakter behoudt. Dit behoeft de openbaar toegan kelijke hoven niet uit te sluiten. Het Begijnhof en de Oudemanhuispoort tonen hoe kostelijk het contrast is tussen het drukke straatvertier buiten én de intie me beslotenheid van de hof met gazon en' bomen, en hoe dit een contrast is van twee bij elkaar beho rende elementen waarvan de een de ander aanvult. Die beslotenheid is dan echter wel een voorwaarde, men gaat een poort door om in de'andere wereld te komen. Het plan-Bethaniënbuurt kent ook enkele van dergelijke overbouwde toegangen: cle bestaande Hoogkamersgang nu een vervuild slop en twee nieuw te maken doorgangen vanuit cle'Barndesteeg. Wij menen dat het plan winnen zou door het aantal verbindingen tussen de opengelegde binnenhoven te beperken en van deze verbindingen nog enkele als overbouwde gang of poort uit te voeren en' niet als straatje. Het zal dan ook wenselijk zijn de binnenho ven 's avonds met een hek of deur af te sluiten om te voorkomen dat deze ruimte bij het arbeidsterrein van de prostitutie betrokken wordt of dat de rust 's nachts door aangeschoten lieden wordt verstoord. In deze richting doordenkend rijst de vraag of het niet beter zou zijn de particuliere tuinen bijv. tussen Koe straat en Bethaniënstraat en in het blók tussen Oude- zijds Achterburgwal en Bethaniëndwarsstraat niet met een rij struiken maar met een goed verzorgde tuinmuur van de openbare ruimten af te scheiden. De duidelijke scheidslijn tussen openbare en particu liere ruimten is immers een kenmerkend stedelijke ka raktertrek. In dorpen, villawijken en tuinsteden zijn de bouwlichamen vrij in de ruimte gegroepeerd, in een stad bepalen de rooilijnen het stramien. Dit zijn echter details die bij de uitwerking aan de orde komen. De opzet van het plan is die van het studieprojekt uit 1962: een voetgangerswijk met in tern een hoogwaardige woonbestemming, en handha ving van de winkel-, kantoor- en horeca-functie aan de rand, gericht op revalidatie van de historisch waardevolle bebouwing en versterking van de cultu rele cityfunctie. Dat Heemschut deze hoofdopzet van harte toejuicht behoeft nauwelijks gezegd te worden. De realisering Wanneer het plan eenmaal rechtskracht heeft en daarmee zullen jaren gemoeid zijn kan de gemeen te niet alleen de panden onteigenen die plaats moe ten maken voor geprojecteerde nieuwe bebouwing en openbare ruimten, maar ook, voorzover de eige naars daartoe niet willen meewerken, de panden waarvan de achterbebouwing moet worden gesloopt of waarvan het gebruik in strijd is met het plan. De kosten van de openbare werken bestrating, be planting enz. zijn voor de gemeente. Volgens de nieuwe regeling zal het Rijk 80% van de verwervings- en ontruimingskosten vergoeden, ook de eigenaren komen in aanmerking voor een sane- ringsbijdrage, waarvan de hoogte afhangt van de waarde van het pand na de restauratie en van de mo numentensubsidies. Dit betekent dat ook voor de panden die niet op de monumentenlijst staan een bij drage kan" worden verwacht bij een wijziging volgens de voorschriften van het plan. Die voorschriften be vatten allerlei interessante bepalingen die voor het toekomstige binnenstadsbeleicl van grote betekenis kunnen zijn. Zo wordt de bouwkundige perceels breedte aangegeven op de kaart, en dat is de oude Amsterdamse huizenbreedte, ook voor nieuw te stich ten bebouwing. De huizen moeten afgedekt zijn met een kap, en B. en W. kunnen, indien het belang van het stadsschoon dit vordert, als nadere eisen stellen dat wordt gebouwd tot een geringere hoogte dan het bestemmingsplan aangeeft (maar niet hoger!); dat de voorgevel op de vlucht wordt gebouwd; dat stoepen of pothuizen worden herbouwd waar deze vroeger waren; dat de verdiepinghoogten van de minimum- maten van de bouwverordening afwijken; dat een ge- Deze puinhoop aan de Boerensteeg zal in een pleintje worden herschapen, (foto Dienst P.W.) 34

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1968 | | pagina 18