Beslissingen op beroepen
krachtens de
Monumentenwet
Sedert het in werking treden van de Monumenten
wet in 1961 heeft de Kroon de volgende beslissingen
op beroepen ingevolge art. 26 van de wet genomen:
1. K.B. 19 juli 1967 nr. 4 (Hoorn, Kerkstraat 7), ge
publiceerd in:
Administratieve en rechterlijke beslissingen
(A.R.B.) 1967, 506 en 656 en Bouwrecht 4 (1967)
480;
2. K.B. 19 juli 1967 nr. 5 (Monnikendam, Noord
einde 24), A.R.B. 1967, 507 en Bouwrecht 4 (1967)
481;
3. K.B. 9 augustus 1967 nr. 51 (Hoorn, Koren
markt 5, 6, 7 en Bierkade 8);
4. K.B. 9 augustus 1967 nr. 52 (Hoorn, Bierkade 11,
12), Gemeentestem 117 (1967)^246;
5. K.B. 9 augustus 1967 nr. 53 (Hoorn, Bierkade 11,
12), A.R.B. 1967,657 en Gemeentestem 117 (1967)
274;
6. K.B. 9 augustus 1967 nr. 60'(Hoorn, Korenmarkt
5, 6, 7 en Bierkade 8);
7. K.B. 11 oktober 1967 nr. 49 (Hoorn, Koepoorts-
weg 29), A.R.B. 1967, 655 en Bouwrecht 4 (1967)
619.
De nummers 1 en 2 zijn besproken- door J. H. W.
Verzijl in Trefpunt (1967) 420-1 en Bouwrecht 4
(1967) 457-61, dóór H. C. van JEck in De Practijk-
gids (1967) 178-81 en door ondergetekende in Heem
schut 44 (1967) 101-2. Aan nummer 2 werd door mij
nog een stukje in Spiegel Historiael 2 (1967) 61 ge
wijd.
In mijn bespreking van het onder nr. 1 genoemde
K.B. in Heemschut werd gesteld, dat de Kroon niet
in zou zijn gegaan op door de bezwaarde eigenaar
gestelde moeilijkheden. De heer H. C. van Eek heeft
er in Heemschut 44 (1967) 143 terecht op gewezen,
dat deze voorstelling van zaken onjuist'is.
De toepassing van de definitie van een'monument
in een concreet geval is aan de orde. Telkens zal de
Kroon op grond van de „ingewonnen ambtsberich
ten" en op grond van het verhandelde in de openba
re vergadering van de Afdeling voor de geschillen
van bestuur van de Raad van State moeten beoor
delen of eén pand wegens zijn schoonheid, betekenis
voor de wetenschap of volkskundige waarde voor
bescherming in aanmerking komt. Hierbij kunnen
verschillende factoren van belang zijn, zoals de ou
derdom, de kunsthistorische betekenis enz.
Vervolgens zal de Kroon afwegen het belang dat ge
diend wordt door de aanwijzing als beschermd monu
ment tegen andere belangen, waaronder de belangen
van de eigenaar of zakelijk gerechtigde.
Dat de Minister en, in beroep, de Kroon belangenaf
weging moeten toepassen, volgt niet, zoals de heer
van Eek suggereert, uit de interpretatie (liever: uit
breiding)-die de Kroon aan art. 8 van de wet heeft
gegeven in het hierboven onder nr. 2 genoemde K.B.,
maar uit de geschiedenis van de wet zelf. In de Me
morie van Antwoord (Bijlagen 1959—1960 nr. 4115,
blz. 2) wordt gesteld: „De ondergetekenden delen de
mening van verschillende leden dat het antwoord op
de vraag of in een concreet geval een monument
dient te worden beschermd, slechts kan worden gege
ven na afweging van de belangen, die in het geding
zijn De erkenning dat het primaat van de monu
mentenzorg in daartoe aanleiding gevende gevallen
voor andere, zwaarder wegende, belangen moet kun
nen wijken, heeft als noodzakelijk complement de er
kenning anderzijds dat slechts bij een juiste afweging
recht kan worden gedaan aan de in het geding zijn
de waarden. Mitsdien zal ook het belang van het mo
nument boven andere belan'gen moeten kunnen
praevaleren".
Deze nauwgezette belangenafweging komt duidelijk
naar voren in het hier boven onder nr. 7 genoemde
K.B. Het ging hier om een pand, eigendom van de
Stichting Katholiek Ziekenhuis voor West-Friesland.
Aangevoerd werd dat de aanwijzing van het pand
tot beschermd monument iedere gewenste uitbreiding
van het daaraan grenzende ziekenhuis ten zeerste
zou belemmeren, hetgeen niet in het belang van de
volksgezondheid in stad en gewest werd geacht. De
Kroon overwoog bij. de ongegrondverklaring van het
beroep: „dat uit de terzake ingewonnen ambtsberich
ten en uit het verhandelde in de openbare vergade
ring van de Afdeling van de Raad van State voor de
Geschillen van Bestuur is gebleken dat er plannen
in voorbereiding zijn om elders in de gemeente
Hoorn een nieuw ziekenhuis te bouwen; dat in dat
geval het bestaande ziekenhuiscomplex zal worden
bestemd tot verpleegtehuis voor bejaarden, doch
dat thans nog niet is te voorzien, op welk tijdstip het
onderwerpelijke pand voor dit doel in gebruik zal
worden genomen en dat concrete plannen omtrent
de wijzigingen, die alsdan nodig zullen zijn, nog
niet zijn opgesteld: dat bij afweging van de
betrokken belangen in het onderwerpelijk geval door
slaggevende betekenis moet worden toegekend aan
het belang, dat gediend wordt door de aanwijzing van
dit pand als beschermd monument".
Met andere belangen dan het belang van het monu
ment wordt dus wel degelijk ook in het stadium van
de plaatsing op de lijst van beschermde monumen
ten rekening gehouden.
Bovendien kan wanneer, zoals in de tot nog toe
besliste gevallen, toch aan het belang dat gediend
wordt door de aanwijzing, doorslaggevende beteke
nis moet worden gehecht in een later stadium
door toepassing van het vergunningenstelsel worden
nagegaan of en in hoeverre aan de belangen van de
eigenaar kan worden tegemoet gekomen.
9