Haags Magistrati
terug naar he
In een artikel, geïnspireerd door de jongste prijs
vraag voor een Amsterdams stadhuis (Heemschut
no. 3, juli '67) kwam auteur G.B. tot een scherpe
veroordeling van verouderde uitgangspunten die bij
het uitschrijven van die prijsvraag zijn gehanteerd.
Tegenover de irreëel geworden zucht naar een
„representatief:, imponerend, de omgeving bepalend
stadhuis, met een concentratie van uiteenlopende
zaken ter wille van de „levendigheid", zette hij een
duidelijk pleidooi voor een (verdere) decentralisatie
van het stedelijk bestuursapparaat in overzichtelijke
eenheden. Het gewenste ontmoetingscentrum tussen
stadsbestuur en burgerij kan alleen maar het stads
centrum van Amsterdam zijn, was zijn conclusie.
Met één duidelijk middelpunt: de Dam. „En daar
staat, potdicht, hét meest representatieve ontvangst
en ontmoetingscentrum van Amsterdam en van hëel
Nederland" „de sleutel tot het probleem van
de ontmoetingsplaats tussen bestuurders en be
stuurden".
De richting, die het aangehaalde betoog voor Am
sterdam wijst, wordt in de gemeente 's-Gravenbage
al gevolgd.
Deri Haag heelt sinds een jaar of wat afgezien van
een „representatief, imponerend, de Omgeving be-
i
palend" stadhuis. De stad heeft na de oorlog
hoogstens nog wat met de gedachte aan zo'n ge
meentelijk paleis gespeeld. Per slot van rekening
was er de ruimte voor gereserveerd.
Volgens de oorspronkelijke opzet (en die dateert
in grote trekken reeds van 1933) van architect
M. Luthmann zou het in 1953 gereedgekomen
stadhuis aan het Burgemeester De Monchyplein nog
met een representatieve vleugel worden gecomple
teerd. Het is er wegens geldgebrek toen niet van
gekomen. Nu is dat idee definitief begraven.
Er is opnieuw een Haags stadhuisplan, maar het
mikt op iets anders: de stedelijke magistratuur keert
hier terug naar het hart van de stad.
Naar het oude, deels 16cle en deels 18de-eeuwse raad-
1 ïiiis aan de Groenmarkt. Enkele jaren terug is het
'j""1