N.H. Kerk te Bronkhorst, interieur naar het oosten, voorbeeld van een oude, thans gerestaureerde kerk naar nieuwe litur
gische inzichten.
Wij hebben de R.K. voorreformatorische periode
gehad, een lange tijd van voor ons gevoel harmo
nieuze ontwikkeling, die bij nadere beschouwing
ook niet zo eenvoudig is geweest. Daarna een paar
eeuwgetijden van hervormd gebruik. En een halve
tijd waar wij nu nog midden in zitten van de
nieuwe liturgische problematiek waarover ik U
sprak. Misschien dat deze tijden en een halve tijd
nu spoedig botsen op de eeuwigheid, maar dit ligt
buiten onze horizon. Wij moeten verder en wij
moeten een visie hebben op de toekomst.
Als wij op de toekomst van de dorpskerk letten
hebben wij te maken met het geval, dat niet alleen
het kerkgebruik zich aan nieuwe opvattingen aan
past, maar dat ook het dorp zelf van karakter ver
andert.
De vraag kan worden gesteld hoeveel echte dorpen
er in de toekomst nog zullen zijn, zozeer grijpt de
dusgenaamde verstedelijking om zich heen. On
danks het woord heeft dit verschijnsel niets te
maken met de stad in oude zin; het betekent dat het
dorp uit zijn sfeer wordt gerukt zoals soms ook
een oude stadskern door de werking van de grote
verkeersbanen die de rust opheffen en dat het wordt
overstroomd met goedkope confectie-bouwerij, zoals
wij kunnen waarnemen aan het uitbreidingsplan
netje, de betontegels, de booglampen en het kijk-
grijp-koopcentrumpje.
Behoud van de oude dorpskerk als belangrijkste
herinnering aan het verleden en vaak steunpunt
voor een kern die een bepaalde sfeer kan behouden
is in de gegeven omstandigheden belangrijker dan
ooit. Maar juist ook voor die kerken is, zoals wij
zagen, de situatie zorgelijk door de veranderde
positie van de gebruiker.
Soms zijn er die denken of zeggen; zouden de wegen
maar niet voorgoed uiteen moeten gaan, die van
de gebruikers en van de cultuurbescherming. Er
zijn gebruikers, die dit al zouden willen. Die bereid
zouden zijn hun oude gebouw te abandonneren om
daarvoor in de plaats een nieuw te krijgen dat veel
aantrekkelijker is voor de jeugd en voor de massa,
bruikbaarder voor liturgische vernieuwingen, prac-
tisch als ontmoetingsplaats voor allerlei groeps
werk en rendabel in exploitatie.
Uiteengaan evenwel is voor beide partijen voorals
nog in het algemeen gesproken een ondenkbare
zaak. De Nederlands Elervormde Kerk stelt voor
lopig nog sterk prijs op haar bijzondere plaats, niet
als staatskerk, maar dan toch als volkskerk, en psy
chologisch gezien is het oude historische kerkge
bouw een van de hechte ankers van deze positie.
De overheid, anderzijds, zou er niet over kunnen
denken met de eigendom van de oude kerkgebou
wen ook de onderhoudslast te aanvaarden, een last,
die ook hierom zou oplopen, omdat gebouwen, die
buiten gebruik zijn, de eigenschap hebben af te
takelen en veel kosten met zich mee te brengen.
9