Op Heemwacht Helpt ons volk meer begrip voor schoonheid geven TON KOOT Sinds het ambachtelijke vakmanschap door de ma chinale verwerking werd verdrongen is het met gevoel en begrip voor schoonheid droevig gesteld. De vormgeving van de kunst- en gebruiksvoorwer pen, maar vooral van gebouwen sinds de tweede helft van de 19de eeuw zijn daar wel sprekende voor beelden van. Het onderwijs vangt dat helaas niet op, zeker heeft het technische onderwijs dat niet gedaan. De Mid delbare Meisjes Scholen en de kunstakademies zijn wel zowat de enige instellingen waar men door het geven van lessen in kunstgeschiedenis tracht een groot gemis op te vullen. Het souvenirbedrijf in Nederland laat wel op de meest erbarmelijke wijze zien hoe diep ons volk afgedaald is in zijn oordeel over schoonheid. De vele en tot barstens toé met blinkende rommel gevulde souvenirwinkels zijn er het beste bewijs van dat dit spul ook gekocht wordt door het publiek. Dat is het erbarmelijke van deze zaak. Dit op grote schaal ontbreken van voldoende onder scheidingsvermogen van wat mooi is en wat niet, moet een ernstige belemmering geacht worden voor een gunstige ontwikkeling van het culturele leven in ons land, maar in het bijzonder voor de monu mentenzorg. De monumenten, die ons straatbeeld, het dorps- en stadsschoon bepalen, zijn wel ons meest specta culaire openbare kunstbezit. Iedereen gaat dit aan, men ziet het niet alleen, maar bewoont het en maakt er gebruik van. Dat het onderscheidingsvermogen zo afgestompt is, dat velen er de schoonheid niet meer van zien, is een bedenkelijk verschijnsel, dat veler aandacht verdient. Toen enige jaren geleden een televisie-uitzending werd verzorgd over de monumentenzorg in ons land, was het bijzonder teleurstellend te moeten consta teren, dat de regie van deze opnamen geen andere definitie voor een monument wist te vertonen dan oude huizen waarvan de daken lekten. Het was beschamend. Dat mensen, zoals televisieregisseurs, die toch drom mels goed moeten kunnen zienhun onkunde op dit gebied dusdanig demonstreren is misschien wel leerzaam, maar blijft toch beklemmend. Dat in raadszalen nog altijd de geluiden worden gehoord van hen, die over de Nederlandse monu menten spreken als over oude rommel die maar zo snel mogelijk moet worden afgebroken, bewijst dat de eruditie nog niet zo groot is, als na zoveel eeuwen cultuur in ons land verwacht zou mogen worden. Dat zulke volksvertegenwoordigers hun domheid uitkramen zonder zelf te beseffen hoe dom zij zijn is wel het meest ontmoedigend. Wij leven nu weer in een tijd, dat geen nieuwe initiatieven kunnen worden ontplooid die veel geld kosten, immers dan vallen de slagbomen van de bestedingsbeperking. Er zou daarom moeten worden uitgezien naar mid delen, die zonder grote kosten kunnen worden uit gevoerd en die er ook toe leiden kunnen ons volk meer begrip voor schoonheid te doen krijgen. Dit is een algemeen belang, wij mogen er dus met klem de aandacht van volk èn regering voor vragen. Amsterdam is het hart van het Nederlandse cultu rele leven. Dat er thans naast de overheid niet minder dan drie uit particulier initiatief voortgekomen instan ties zijn, die zich bezig houden met het restaureren van monumenten, zou men met „noblesse oblige" kunnen afdoen, maar mag toch vooral gezien wor den als een daar op breder schaal ontwikkelend besef voor de noodzaak om met die schoonheid het karakter en het eigen gezicht van de stad in dit geval de hoofdstad te behouden. Daar is de Vereniging „Hendrick de Keyser" werk zaam en heeft er 57 panden, de „Maatschappij tot Stadsherstel" met 90 panden en de Stichting „Dio- genes" met 50 panden en 6 lege terreinen. Elke verwerving van een nieuw pand en vooral elke restauratie die zo'n pand weer volledig recht doet, wordt in deze kringen met voldoening en vreugde beleefd. Maar er is méér nodig. Het grote publiek moet eigenlijk méébeleven en meebeseffen, dat hier iets bijzonders verricht is. Een uitgewoond, verwordend en bijna ten dode opge schreven woonhuis of een vervallen krot maar met kenmerkende eigenschappen die dat waard maken is tot een waardevol woonhuis en sieraad voor het stadsbeeld herrezen. Een stuk verziekt stadsbeeld is weer gezond gemaakt, met behoud van zijn karakteristieke eigenschappen. 121

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1966 | | pagina 3