mannelijk voor de dag komt".
Met de ruiltransactie waarover de raad zich, wan
neer dit artikel verschijnt, zal hebben uitgesproken,
zijn zoals gezegd over en weer grote zakelijke be
langen gemoeid. Het gaat over miljoenen waarden,
die scherp worden getaxeerd. Daar worden geen
knollen voor citroenen verkocht. Waarom gebeurt
dit dan wel met de waarden van het stadsbeeld, die
niet in miljoenen te taxeren zijn, maar de stedelijke
gemeenschap wèl miljoenen opleveren? Waarom
moet de verminking van de schaal, het ritme en de
structuur van de binnenstad worden verdoezeld met
dergelijke snorkende standwerkersbombast? Deze
stedebouwkundig-architectonische waarden van het
oude Amsterdam zijn reëel, en liggen verankerd in
rooilijnen en profielen, in maten en getalsverhou
dingen, in detaillering en ambachtelijke afwerking.
Terecht werd in 1955 in de Nota-Binnenstad gecon
stateerd: „Sommige gebouwen kunnen door hun be
stemming en hun aard op de sfeer van het stadsbeeld
een dodende uitwerking hebben". Zo ergens, dan
geldt dit voor de grote banken.
In de openbare les waarmee mej. ir. J. H. Mulder,
tot voor kort hoofd van de Afd. Stadsontwikkeling
van P.W., haar ambt van buitengewoon lector in de
technische en architectonische stedebouwkundige
problemen der Planologie aan de Universiteit van
Amsterdam aanvaardde wordt over het bouwen in
een historische stadskern o.a. opgemerkt: „Aanpas
sing van schaal en kleur in geval van nieuwbouw zal,
wanneer de belendingen nog gaaf zijn, nodig zijn.
Een belangrijke doorbreking van het hoogtebeeld
is m.i. in bijna alle gevallen desastreus voor het
aspect van de naaste en wijdere omgeving omdat
hierdoor een wezensvreemd element wordt inge
voegd en de ordening verstoord".
De hierbij afgebeelde tekening van architect C. W.
Schaling die met het adres van de Bond Heemschut
aan de gemeenteraad werden gestuurd, laten duide
lijk zien hoe wezensvreemd dit project is aan de
grachtwanden en hoe desastreus voor het aspect van
de omgeving. En willen de stadsbouwmeester en
de Commissie oude stad ons dan aanpraten dat
het zich mannelijk en poëtisch op een harmonische
wijze in het stadsbeeld voegt? Het Amsterdamse
idioom heeft vele hartige doch onparlementaire uit
drukkingen om dergelijke verhalen naar waarde te
karakteriseren.
Het A.B.N.-plan heeft dan ook in brede kring be
roering gewekt. Al voordat de voordracht van B.
en W. was gepubliceerd ontvingen de raadsleden
twee adressen. Het eerste, ondertekend door 29 na
men, in meerderheid academici en architecten,
luidde aldus: Onze binnenstadde mooiste van de
wereldwordt met de dag onherbergzamer. Zij moet
zich vernieuwen om te blijven leven, deze vernieu-
128