zou blijken lang niet toereikend te zijn voor de
algehele restauratie, maar dat het toch mogelijk
maakte, dat in juni 1960 kon worden begonnen
met de werkzaamheden onder leiding van de Rijks
dienst voor de Monumentenzorg. Al vrij spoedig
bleek, dat de restauratie meer tijd in beslag zou
nemen dan aanvankelijk werd verwacht en dat
vrij kostbare voorzieningen zouden moeten worden
getroffen. Er volgden nieuwe begrotingen, waarin
toen ook de restauratie van de bijgebouwen werd
betrokken. De totale kosten werden in 1964 gesteld
op 1.380.000,—, waarvan het Rijk na herhaald
aandringen van Velsense zijde 90% zou bijdra
gen. De gemeente Velsen heeft zich voor het be
houd van Beeckesteyn aanzienlijke offers getroost,
want bij de 10% aandeel in de restauratiekosten
dienen te worden gevoegd de aankoopkosten voor
het gehele landgoed, waarmede de gemeentelijke
bijdrage op 1.065.000,— komt.
Een uitermate fraai en belangrijk landgoed kon
zodoende van de ondergang worden gered. Bij de
genoemde aanzienlijke bedragen, die dit heeft ge
vergd, is nog niet gesproken over hetgeen Velsen
ten koste legt aan restauratie en onderhoud van
het prachtige park, dat bij het landgoed behoort.
Het behoud van dit park moet van even groot be
lang worden geacht als het behoud van het huis.
In het bijzonder de bij het hoofdgebouw en de
beide koetshuizen aansluitende tuinaanleg vormt
met de gebouwen een voor ons land bijkans unieke
eenheid. De tuin is aangelegd in de voor de acht
tiende eeuw representatieve strak geometrische stijl
met stervormig verlopende lanen en in het hart
een sierlijke vijverkom. Verder van het huis verwij
derd is het park in.een meer vrije landschappelijke
vorm aangelegd. Ook al door de aansluiting op de
naburige landgoederen Waterland, Velserbeek en
Schoonenberg is hier een prachtig natuur- en re
creatiegebied bewaard, waar men de nabijheid van
een der voornaamste industriële concentraties van
ons land en van een aantal belangrijke verkeers
wegen nauwelijks zou vermoeden.
Beeckesteyn en omgeving zijn wellicht de meest
gave herinneringen, die ons resten van de pracht
van het „zegepralent Kennemerlant".
Toen in 1960 een aanvang kon worden gemaakt
met de restauratie verkeerden het hoofdgebouw en
de beide koetshuizen in een desolate toestand:
scheef gezakte gevels, waarvan de oorspronkelijke
witte pleisterlaag was overgeschilderd met een
grauwe, reeds afbrokkelende camouflageverf, een
golvende daklijn, met planken dichtgespijkerde
vensters en een interieur, waar het vocht door het
lekkende dak vrij spel had gehad met alle kwalijke
gevolgen van dien. De situatie was echter niet ho
peloos. Vooral daar het metselwerk van de gevels
in redelijke staat bleek te verkeren kon het be
staande gebouw worden gerestaureerd en behoefde
dit niet van de grond af opnieuw te worden opge
trokken. Het totaal vergane houtwerk moest worden
vervangen, de gevels hersteld en voorzien van nieu
we ramen. De kappen van hoofd- en bijgebouwen
moesten volledig worden vernieuwd. De oorspron
kelijke indeling van het hoofdgebouw werd gehand
haafd. Door het bijbouwen van toileteenheden en
garderobes werd evenwel reeds rekening gehouden
83
Uitzicht op het park door een van de ramen in de achtergevel.
(foto P. J. Roos)
Zes jaar geleden zag men het vervallen huis door het
verwaarloosde park. (foto W. Zilver Rupe)