Landgoed Beeckesteyn te Velsen De foto's bij dit artikel spreken duidelijke taal: Beeckesteyn, de 18de-eeuwse buitenplaats, gelegen onder Velsen aan de oude Rijksweg die eens van Haarlem naar Alkmaar leidde, is in al zijn barokke luister herrezen. In Heemschut is reeds vele malen aandacht besteed aan de in haar huidige vorm uit omstreeks 1770 daterende behuizing. De geschiedenis, direct voorafgaande aan het nu zo verheugend tot stand gekomen volledige herstel van een der schoonste Kennemer landgoederen is in het kort als volgt. In 1952 werd de buitenplaats, die in de oorlogs jaren door legering van militairen ernstig had ge leden, aangekocht door de gemeente Velsen. Tot dan was Beeckesteyn in het bezit van de familie Boreel, die het goed reeds in 1742 had verworven. De toestand, waarin het huis verkeerde was der mate bouwvallig, dat reeds vóór de verkoop op verzoek van de vroegere eigenaars een sloopver gunning was verleend, omdat restauratie door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen niet meer verantwoord werd geacht. Heemschut was het met dit standpunt naar later zou blijken terecht niet eens en de Bond heeft zich herhaal delijk met adressen gericht tot de betrokken over heden om de afbraak van de om haar grote cul tuur-historische waarde zeer belangrijk geachte bui tenplaats te voorkomen. Dat Heemschut in dit stre ven niet alleen stond blijkt uit adressen van orga nisaties als de Bond van Nederlandse Architecten, de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, de V.V.V.-Santpoorts Bloei en andere. Het gemeen te-bestuur van Velsen stelde in 1953 een commissie in, waarin o.m. Monumentenzorg, B.N.A. en Heem schut waren vertegenwoordigd. Op aanbeveling van deze commissie werden enkele zeer urgente voor zieningen getroffen om verder verval tegen te gaan, zoals het waterdicht maken van het dak, het stutten van gevels en schoorstenen en het dichttimmeren van de herhaaldelijk vernielde vensters. Deze nood voorzieningen hadden echter niet het gewenste re sultaat: vocht en baldadigheid behielden hun vernielende invloed en, nadat in 1956 reeds moest worden besloten de oranjerie af te breken, kwam in 1957 het voorstel tot sloop van het gehele ge bouwencomplex. Er stak toen een ware storm van protest op, welke o.m. tot gevolg had, dat een Comité Beeckesteyn werd gevormd, waarin per sonen en instellingen, die voor het behoud hadden geijverd, samen gingen. Velsens gemeenteraad be sloot de onafwendbaar geachte afbraak op te schor ten in afwachting van uitvoerbare plannen voor herstel. Die zijn gelukkig gekomen. De kansen keer den toen Hoogovens te IJmuiden als eerste kwam met de toezegging de restauratie met een bedrag van 100.000,— te willen subsidiëren. In 1959 werd de meest verheugende en verlossende mededeling ontvangen toen de staatsecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen berichtte, dat van Rijkswege op een bijdrage van 90% in de restau ratiekosten van het hoofdgebouw toen geraamd op rond 600.000,-- kon worden gerekend. Sa men met de ton van Hoogovens was toen dus 640.000,— beschikbaar, een bedrag dat achteraf 82 Een van de vrijwel herstelde koetshuizen. (foto P. J. Roos Een der zwaar beschadigde stucreliëfszes jaar geleden. (joto IV. Zilver Rupe)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1966 | | pagina 8