te nemen, dat op de huidige wijze voortgaande, al
nemen de middelen belangrijk toe en al-krijgt
of houdt de dienst voldoende deskundigen in
huis, het probleem van de 35.000 monumenten ge
klaard zal kunnen worden. Ik zou hef op prijs
stellen, indien de Minister het probleem van deze
zijde eens zou willen benaderen. Wanneer ik zie,
op welk een voortreffelijke wijze de tweede bewinds
man de zelfwerkzaamheid ook in de gezamenlijk
heid nastreeft, dan moeten hier langs nieuwe wegen
nieuwe energieën worden losgemaakt."
Minister Vrolijk beantwoordde de beide voornoem
de Kamerleden ten aanzien van de Monumenten
zorg als volgt:
"Met betrekking tot de monumentenzorg zou ik
willen opmerken, dat de belangstelling, die de
Kamer hieraan heeft willen geven, mij bijzonder
goed heeft gedaan. In mindere mate dan met het
archiefwezen het geval is, kan men zeggen, dat
de monumentenzorg niet altijd overmatige politie
ke belangstelling geniet. Ik zie de monumentenzorg
als een van de onderdelen van mijn taak, die in de
toekomst bijzonder veel aandacht moeten gaan ver
gen. Er slaan met betrekking tot de monumenten
zorg grote belangen op het spel: respect voor het
historische, dat ons is nagelaten, en naar mijn me
ning ook noodzaak om deze historische schoonheid
haar bijdrage te laten blijven leveren aan het ge
hele leefklimaat in ons land. Hierbij zal men ook
aandacht moeten hebben voor de toeristische aspec
ten, die in een aantal gevallen ten nauwste met de
monumentenzorg zijn verbonden. Ik geloof, dat,
b.v. van de aantrekkelijkheid van Amsterdam als
toeristenstad met alle respect voor de overige
attracties van de hoofdstad een aanzienlijk brok
zou afgaan, indien de monumenten daar niet
dit is overigens bepaald wèl het geval grote zorg
zouden krijgen zowel van de zijde van het Rijk
als van de zijde van de gemeentelijke overheid.
Dat geldt uiteraard ook voor het vele, dat elders
in Nederland op'dit gebied aan de orde is.
Nu is er van verschillende zijden gesproken over
moeilijkheden met betrekking tot de financiering.
Het is duidelijk, dat hier problemen liggen, het is
ook duidelijk, dat de verhoging, die bij de indiening
van de begroting van dit departement kon worden
bereikt, op zichzelf een belangrijke verhoging is.
Daarnaast staat echter, dat het ons op het ogen
blik, dat wij met dit bedrag kwamen, niet bekend
kon zijn, dat er in het recente verleden nogal aan
zienlijke tegenvallers waren geweest, die ertoe heb
ben moeten leiden, dat ik bij de Tweede Kamer
een suppletoire begroting heb moeten indienen,
waarin een overschrijding van de oude post met
niet minder dan 7,5 miljoen moest worden gecon
stateerd. Overigens konden wij verleden jaar in de
sector van het wetenschappelijk onderwijs ook ster
ke overschrijdingen constateren. Daar hebben zich
ontwikkelingen voorgedaan, die eveneens duidelijke
aspecten van onvoorzienbaarheid met zich droegen.
Dit betekent, dat wij, ook voor wat de werken op
dit ogenblik betreft, in grote moeilijkheden ver
keren. Het betekent ook, dat wij,voor xvat de
financiering van de monumentenzorg betreft, een
zeer fundamentele aanpak zullen moeten nastreven.
Ik ben dan ook doende een nadere verkenning
van de totaliteit van de - taken voor te bereiden;
tevens zijn wij bezig met een nadere verkenning
op het gebied van de financiële mogelijkheden.
Ik geloof, dat wij op dit gebied tot aanzienlijk
meer inspanningen zullen moeten geraken, dan op
het ogenblik al het geval is. Hierbij zal ik gaarne
rekening houden met suggesties, die vanuit de
Kamer zijn gedaan. Hierbij moet ik wel opmerken,
dat er een duidelijke tegenspraak was in de bena
dering van de monumentenzorg van de geachte
afgevaardigden de heren Van Es en Mulder. De
heer Mulder ging er immers van uit, dat men niet
nu zou moeten afzien van de beginselen van de
Monumentenwet hierin zou ik hem graag volgen
en de heer Van Es heeft een dergelijke vermin
dering wél voor mogelijk gehouden, maar dan in
gegeven door de belangrijke financiële problemen,
die met name voor de gemeenten aan deze zaak
zijn verbonden. De laatstgenoemde problematiek
zou ik liever nog eens ernstig in het overleg met
mijn collega's willen betrekken dan afzien van de
terecht gestelde doelen, die door de Monumenten
wet tot stand zijn gekomen.
Voor zover is gevraagd naar bevordering van het
begrip voor de monumentenzorg, wil ik gaarne
verklaren, dat het beleid daarop gericht is en
dit wil ik óók gaarne verklaren dat cle primair
adviserende commissie te dezen, de monumenten
commissie, in haar gehele praktische aanpak van
de advisering er volledig van uitgaat, dat het be
leid, ook voor de belanghebbenden en de betrok
ken gemeenten, begrijpelijk moet zijn. Ik heb in
die adviseringen voortdurend aangetroffen een gro
te mate van redelijkheid bij het benaderen van de
verschillende objecten en ik geloof, dat wij, wat
dat betreft, bepaald op de goede weg zijn. Voor
het overige zullen wij, ook wat het meer verbreiden
van de beginselen op dit terrein aangaat, gaarne
nog extra aandacht ter tafel brengen."
Men kan hierop aantekenen, dat binnen het be
stek van de vragen Minister Vrolijk een bevre
digend antwoord heeft gegeven en duidelijk zijn
gezindheid ten opzichte van dit moeilijke vraagstuk
heeft kenbaar gemaakt. Die gezindheid is niet al
leen zeer positief, maar geeft ook blijk van goed
begrip voor de betekenis van de monumentenzorg
in het grotere geheel van onze samenleving en de
naaste toekomst daarvan. Daarom is het zo be
langrijk, dat de Minister niet geschroomd heeft
dit onderdeel van zijn departement zelf onder zijn
beheer te nemen en dit niet over te laten als één
der taken van een Staatssecretaris.
Het is teleurstellend, dat een Minister met dit
begrip en deze aanpak voor de problemen van de
79