Op Heemwacht TON KOOT Met cle monumentenzorg staan grote belangen op het spel Onze onmiddellijke omgeving is zonder twijfel van grote invloed op ons denken en doen. Het streven naar schoonheid in stad, dorp en landschap is dan ook niet zonder zin. Geen wonder, dat reeds in 1909 een aantal architecten, beeldende kunstenaars en andere schoonheidsminnenden bijeen kwam, om zich te weren tegen de alom om zich heen grijpende aantasting van de esthetische schoonheid, wat in 1911 leidde tot een bundeling van krachten in de Bond Heemschut. Het waken voor de schoonheid van het land, zoals de statuten dat willen, is een waken voor de esthetische schoonheid, de stads- en dorpsbouw, de landschapsverzorging, de stedebouwkundige en historische monumenten en de natuurmonumenten, maar samenhangend ook voor die andere schoon heid, die als reinheid te vertalen is. Dat betreft de strijd tegen de vervuiling van lucht en water. Het gaat ook om de verstoring van sfeer door onrust, lawaai, zoals verkeerd geplande industrieën en het verkeer die zij kunnen veroorzaken. Het be treft ook het scheppen van nieuwe schoonheid in stad, dorp en landschap en het aanpassen van de nieuwe aanleg bij de bestaande en voor ons land karakteristieke historische schoonheid. Dit alles tezamen is getracht te vangen in het begrip Heem schut. Heemschut te vereenzelvigen met monumentenzorg is wel begrijpelijk, gezien de grote activiteit van de Bond Heemschut op dit terrein, maar het is niet juist. De monumentenzorg is een onderdeel van de bemoeiingen van de Bond Heemschut. Dat „begrijpelijk" verdient wel toelichting. Nederland is een stedenland. Het merendeel van onze bevolking woont, werkt en leeft in steden en daarvan het grootste deel in steden en dorpen met oude kernen. Die kernen hebben een karak teristieke sfeer, die haar onderscheidt van zovele stads- en dorpskernen elders in de wereld. Het heeft dus zin daar bijzondere aandacht aan te schenken. Wanneer men het voortdurend afkalven van de stedebouwkundige schoonheid en die van de na tuurlijke schoonheid aanziet, dan krijgt men niet de indruk, dat deze de bijzondere belangstelling krijgt die zij verdient. Bestond eertijds de algemene opinie, dat deze schoonheid een luxe was, steeds meer wordt dui delijk waarop Heemschut overigens bij voort during gedurende een halve eeuw heeft gewezen dat hier ook een belangrijke recreatieve en eco nomische betekenis aan verbonden is. Dat naar onze mening de aandacht van het Parle ment voor deze zaken niet zo intensief is, als zij verdient te zijn, is voor de lezers van deze rubriek geen geheim. Aangezien de dagbladpers voor de besprekingen in de volksvertegenwoordiging in het algemeen te weinig plaats inruimt om een inzicht te krijgen in wat werkelijk besproken is en door wie het besproken is, hebben wij al in het verleden ge tracht meer uitvoerige weergave te geven van de behandeling van onderwerpen, zoals die tijdens de Begroting van O. K. en W. of nu C.R.M., ter sprake komen met betrekking tot de schoonheid van het land. Enige opmerkenswaardige dingen zijn gezegd bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk voor het dienstjaar 1966 in de Eerste Kamer. Slechts twee sprekers behandelden het onderdeel Monumentenzorg, nl. de heren Van Es en Mulder beiden van de P.v.d.A. De heer Van Es zei o.m.: ,,Ik zou onder de aandacht van de Minister willen brengen, dat het op het ogenblik uitermate moei lijk is om in een juist tempo een voldoend aantal restauraties ter hand te nemen. Wij hebben nu de nieuwe Monumentenwet gekre gen die heeft meer monumenten onder deze be scherming gebracht. Het is echter nu eenmaal zo, dat het tempo, waarin deze restauraties geschie den, praktisch wordt bepaald door de grootte van het budget, waarover de Minister beschikt, en door de deskundigheid van de aan het ministerie ver bonden ambtenaren. Ik heb nl. zeer grote waar dering voor de deskundigheid van de staf waar over de Rijkscommissie voor de monumentenzorg en de Rijksdienst voor de monumenten beschikt. Ik geloof zelfs, dat vele provincies en zeer vele gemeenten wat dit betreft helemaal steunen op deze staf. Ik ben van mening, dat, wanneer de 77

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1966 | | pagina 3