Heemschutberichten
Amsterdamhuisvesting A-faculteiten
Het bestuur van de Bond Heemschut heeft in een
brief aan Burgemeester en Wethouders van Am
sterdam zijn grote ongerustheid uitgesproken over
de persberichten die enkele maanden geleden ver
schenen over de huisvesting van 'de A-faculteiten.
Die publicaties waren in hoge mate alarmerend.
Er zou een plan in studie zijn om niet alleen de
thans nog door de Nederlandse Bank en het Bin-
nengasthuis gebruikte gebouwen met hun belendin
gen te slopen, maar ook de bebouwing tussen de
Nieuwe Doelenstraat en de Amstel en eventueel
zelfs verder, voorbij de Oudemanhuispoort, in de
strook tussen de O.Z. Achterburgwal en de Klove
niersburgwal, ten einde op de aldus vrijgemaakte
terreinen één of meer massale hoogbouw-blokken
te kunnen stichten. Hoewel deze persberichten niet
officieel zijn bevestigd doch in mededelingen van
de wethouder voor de Publieke Werken werden
afgezwakt, is het toch duidelijk dat hier een ernstig
vraagstuk aan de orde is.
Uitgangspunt is daarbij de toename van het aantal
studenten: toen een jaar of tien geleden het zg.
drie-kernen-plan voor de Universiteit van Amster
dam werd opgesteld B-faculteiten op en om het
Roeterseiland, medisch-universitair centrum in het
uit te breiden en te vernieuwen Wilhelmina Gast
huis en A-faculteiten rondom de Oudehuisman-
poort toen rekende men voor de A-faculteiten
op 3000 studenten. Nu moet men rekenen met
het 3- tot 4-voudige. Het ligt voor de hand dat in
de bestuurscolleges van de universiteit de gang
van zaken met het medisch-universitair centrum,
waarvoor de gedachte van een uitgebreid Wilhel
mina Gasthuis nu is opgegeven ten bate van een
geheel nieuw te stichten complex aan de rand van
de Bijlmermeer, als waarschuwend voorbeeld wordt
beschouwd voor de A-faculteiten. Ook in andere
universiteiten heeft de laatste jaren de drang naar
nieuwe ruime vestigingen aan de stadsrand het
gewonnen van de historische maar benauwde ban
den met het centrum. Heemschut onderschrijft
echter van harte de herhaaldelijk door B. en W.
uitgesproken overtuiging dat het zowel voor de
universiteit als voor de stad een groot verlies zou
betekenen indien het dagelijkse contact tussen het
stedelijke en het universtaire leven zou worden ver
broken. De Amsterdamse universiteit staat immers
in een andere verhouding tot de stad dan de
universiteiten en hogescholen in kleinere steden.
Daar is de universiteit dominerend, in de hoofd
stad echter een van de belangrijke elementen van
een veelzijdig en intens stedelijk leven.
Zouden de A-faculteiten in de binnenstad blijven,
dan hebben zij veel meer ruimte nodig dan in 1956
was voorzien. Heemschut is er echter niet van over
tuigd dat deze ruimte verkregen zou moeten wor
den door massale nieuwbouw. Wat de effiëncy van
de huisvesting zelf betreft dient rekening te wor
den gehouden met het ervaringsfeit dat gebouwen
van zeer grote afmetingen zelfs bij de modernste
outillage, onoverkomelijke problemen van interne
communicatie scheppen. Voor degenen die er wer
ken en, sterker npg, voor de incidentele bezoekers
worden de massale bouwwerken onoverzichtelijk, en
hebben de verschillende onderdelen van in derge
lijke gebouwen gehuisveste organisaties geen dui
delijke plaats en geen herkenbare individualiteit.
Dit bezwaar geldt voor een universiteit in veel
sterker mate nog dan voor een groot bestuursap
paraat.
De verschillende sectoren van het hoger onderwijs
en hun wetenschappelijke instituten hebben immers
van nature een sterke verscheidenheid. Deze moet
in hun huisvesting tot uitdrukking komen.
Heemschut zou in dit verband willen pleiten voor
de gedachte van een universiteitswijk, die wel een
sterke concentratie van universitaire vestigingen
bevat, maar ook een zekere vermenging met wo
ningen en economische bedrijvigheid, wat alleen als
een voordeel kan worden beschouwd voor de leven
digheid en het onderlinge contact. Het oostelijk
deel van de binnenstad biedt in deze richting nog
tal van niet voldoende onderzochte mogelijkheden.
Bij handhaving van de waardevolle delen en vooral
van de schaal van de randbebouwing biedt het bin
nenterrein van het Nederlandse Bank-Binnengast-
huiscomplex de mogelijkheid voor nieuwe gebou
wen, terwijl als tweede kern van nieuwbouw de
bij uitvoering van het plan-Nieuwmarkt vrijkomen
de terreinen aangewezen kunnen worden. Tussen
deze amper zeshonderd meter van elkaar verwij
derde nieuwe kernen liggen niet alleen de histori
sche universiteitsvestiging in de thans uitgebreide
Oudemanhuispoort en de Koninklijke Akademievan
Wetenschappen in het Trippenhuis, maar ook tal
van grotere en kleinere panden langs de Klove
niersburgwal, de O.Z. Burgwallen, de Raamgracht,
de Groenburgwal en de tussen liggende straatjes
die hetzij door restauratie voor een universitaire
bestemming geschikt te maken zouden zijn, hetzij
vervangen kunnen worden door nieuwe panden
die in overeenstemming zijn met de schaal en het
karakter van de binnenstad.
Beperkingen van het gemotoriseerde verkeer en de
vaststelling van een net van voetgangers- en rijwiel
routes zouden in een dergelijke universiteitswijk
noodzakelijk zijn.
Het is de stellige overtuiging van het bestuur van
de Bond Heemschut dat langs deze weg bij een
85