de genoemde grachten, waar deze geschonden is,
te herstellen met gebruikmaking van de gevels
welke elders in de buurt moeten wijken? Worden
trouwens de gevelfragmenten en topversieringen
bij afbraak steeds zorgvuldig bewaard, of komen
ze terecht bij een slopersopslagplaats, zodat ze
onvindbaar worden?
Misschien wordt door sommigen mijn eerste vraag
beantwoord met: Kitsch! Mijns inziens ten on
rechte. Wij krijgen oog voor de totaliteit van het
stadsbeeld en niet meer enkel voor het waarde
volle historische pand los van zijn omgeving. Als
het gaat om de historische continuïteit van een
oude wijk, kunnen en moeten die componenten
van dat totale beeld, waar zij elders moeten wij
ken, toch opnieuw worden ingevoegd.
Dit laatste geldt ook voor kleine objecten als
gevelstenen.
Deze laatste naast elkaar in te metselen in een
muur zoals hier en daar is geschied (b.v. Burger
weeshuis) is een methode om ze te conserveren.
Maar door deze museale methode worden ze toch
als integrerend element van het stadsbeeld, daar
aan onttrokken.
Er zijn zeer gelukkige voorbeelden van gevels en
geveltoppen die bij herbouw zijn toegepast, ook
al behoorden ze tot huizen, die in een andere
buurt stonden. Zulk een herbouw heeft het stads
beeld onmiskenbaar verfraaid. Kan deze methode
niet veelvuldiger worden toegepast, nu het om de
herbouw van een gehele wijk in de binnenstad
gaat? Waarom zouden b.v. de gave maar verwaar
loosde gevels in de Zwanenburgerstraat bij de
amovering niet elders in de stad het stadsbeeld
kunnen sieren? Bovendien zal hier en daar ook
een en ander in de af te breken panden aan
waardevolle interieur-elementen (schoorsteenman
tels, panelen, enz.) moeten worden bewaard om
te worden gebruikt bij restauraties elders.
Wat de massale afbraakmethode betreft, dacht ik
aan een bedachtzamer en m.i. wijzere methode,
welke werd bepleit in het decembernummer van
„Heemschut". Moge deze Amerikaanse stem hier
toch spoedig gehoor vinden!" Aldus onze inzen
der.
Wij hebben al eerder bepleit, als bij sanerings
plannen nu eens niet het slagersmes werd gehan
teerd, maar het lancet van de chirurg, en met als
uitgangspunt, het karakter van de binnenstad eer
aan te doen, dan zou er wat anders gebeuren dan
wij helaas nu zo vaak zien. Ons geacht lid noemt
enkele voorbeelden, wij kunnen er de Vijzelstraat,
Lastageweg, Montelbaanstraat en Slijkstraat aan
toevoegen. Hij stelt zich als vanzelfsprekend op het
standpunt, dat de karaktervolle oude binnenstad
behouden moet blijven en zo nodig door revali
datie gezond gemaakt, maar dat is niet de instel
ling van vele diensten van gemeenteiuerken in de
stedenl Integendeel. Men ziet dat als domme be
houdzucht, die hun progressieve bouwlust in de
weg staat, die de normale economische ontwikke
ling van de stad belemmert, kortom verwerpelijk
conservatief!
Dat de binnenstad een door de historie en het
leven van eeuwen gerijpt beeld geeft, dat het ge
zicht en het karakter van de stad uitmaakt, dat
bovendien die binnenstad, vaak maar een fractie
van de gehele gemeente uitmaakt en men over
een oppervlakte die vele malen de binnenstad
overtreft modern kan bouwen, dat wil er niet zo
goed in. Men wil en men zal in die binnenstad
ingrijpen en slaagt daar ook veelal in. Was dit in
aansluiting óp de bestaande schoonheid, of ter
verbetering daarvan, wij zouden er vrede mee
kunnen hebben.
Helaas zijn er maar heel weinig hedendaagse bou
wers en bouwmeesters, die in staat zijn een mo
derne vormgeving toe te passen in de oude bin
nensteden, zódanig, dat dit de bestaande sfeer
niet schaadt. Ware dit wel zo, onze taak zou heel
wat gemakkelijker en aangenamer zijn.
Uit die gedachtengang komt ook de suggestie van
ons lid voort, die er op aandringt de materialen
van gesloopte panden van betekenis, toe te pas
sen voor het vullen van gaten in de binnenstad.
Hier en daar, waar waakzame diensten voor de
monumentenzorg in de gemeenten zijn, gebeurt
dat ook wel, maar wet is het niet.
Wanneer Heemschut's suggestie wordt opgevolgd
en er in gemeenten met historische kernen Stads-
conservatoren zouden worden aangesteld met ver
gaande bevoegdheden ten aanzien van de aantas
ting van het staclsschoon, dan zou er redelijke kans
zijn, dat het behoud van het eigen karakter on
zer Nederlandse steden in kundige en vakbekwa
me handen zou komen.
De Monumentenwet zou ook zo ver dienen te
gaan, dat na het afgeven van een sloopvergun
ning voor een monument, bepaalde afkomende
delen van dat monument eveneens beschermd
zijn. Dat kan vernietiging voorkomen (hetgeen
helaas nog altijd voorkomt) en geeft meer zeker
heid, dat die onderdelen voor toepassing elders
beschikbaar komen.
Vooralsnog zijn dit vrome wensen en mag men
hopen, dat de nieuwe bouw, zoals die geprojec
teerd en uitgevoerd gaat worden in de oude
stadsdelen, die plaats moeten maken, zich in
schaal, maat en verhouding zullen voegen naar
de bestaande oude stadskern.
Geef woningbouw weer streekkarakter
Een ander onzer leden sluit hier juist op aan, met
op te merken, dat onze woningbouw en met name
die waarmee de woningverenigingen zich bezig hou
den, geen enkel plaatselijk of streekkarakter meer
bezit. Niemand, zo zegt hij, zal het als een winst
punt zien, dat bij tienduizenden volkomen iden
tieke woningen in alle provincies van ons land
26