HÉ
3
en daarna de vele vandaar verdreven kunstenaars,
verbreidde zich de z.g. Nederlandse „renaissancisti
sche", of liever, maniëristische decoratiestijl, ont
staan uit Italiaanse voorbeelden en met name de
manier van Rosso en Primaticcio in Fontainebleau,
tot in Polen, Upsala, München en diep in Enge
land, met als centra buiten de Nederlanden het
Noordduits- Deense kustgebied en Westfalen en
Zuidoost Engeland. Ze vond tenslotte haar meest
eigen en invloedrijke codificatie in de vele prent
werken van Johannes Vredeman de Vries.
2. het Hollandse barokke klassicisme van 1650—
1700 en soms nog later, eveneens geïnspireerd op
nu vooral theoretische Noorditaliaanse voorbeel
den. Het vond verbreiding in de protestantse lan
den van Noordwest Europa, in het Oostzeegebied
en tot in Rusland. Naast de handels- en politieke
betrekkingen hadden de relaties der Oranje dyna
stie een zekere betekenis. In Engeland onderging
ook de behandeling van het interieur sterk deze
invloed.
3. de vooral door Daniël Marot en het geestelijk
klimaat van diens tweede vaderland bepaalde „Hol
landse" Lodewijk XIV manier, die na 1688 ook
belangrijk werd voor Engeland en onderscheidene
oostelijke en zuidoostelijke grensgebieden, tot in
het Nassause land.
b. Overzee, Amerika, Afrika, Azië.
De expansie van de Nederlandse bouwkunst overzee
liep uiteraard ongeveer parallel met de machtsuit
breiding der Oost- en Westindische Companieën
Willemstad op Curagao, Bredestraat 15-17eiland.architec-
tuur van Nederlandse afkomst.
sinds het tweede kwart der 17de eeuw, werd vooral
daar belangrijk, waar niet slechts van handelsstati
ons, maar van vestigingen van koloniaal karakter
sprake was, zoals in de kustgebieden van Ceylon,
op Java en in de Molukken; aan de Kaap; op
Curagao en in Suriname, en tijdelijk, in Brazilië
en Nieuw-Neclerland. Daar mag van een in opzet
Nederlandse, langzamerhand aan de eisen van kli
maat en de plaatselijke mogelijkheden aangepaste
Nederlandse civiele bouwkunst gesproken worden;
naast de militaire, die een ruime neerslag vond in
tal van heren der verspreide gebastionneerde for
ten van vier- of vijfhoekig grondplan, waaronder
bijvoorbeeld enkele 17de-, 18de-eeuwse op de kust
van Guinea, vooraan Elmina, op thans Ghanees
territor, nog in welstand verkeren. Daarnaast ont
stond in landstreken met een sterke autochtone
cultuur, zoals Java en India, een karakteristieke
rijke mengstijl op meubelgebied. In jonge, nieuw
bevolkte gebieden zoals de Kaapkolonie, Curagao,
Suriname en Nieuw-Nederland kregen daarentegen
diverse takken van het Nederlandse kunsthandwerk
een lokale inslag van eigen effect.
Ton Koot
De burger en het monum.ent.
De burger en zijn woning, zijn huis, zijn buurt,
zijn woonplaats. Harmonisch bouwen. Oorzaken
van de verstoring van die harmonie. Reactie van
de enkele burger. Bundeling tot organisatie met
het doel: te waken voor de schoonheid van het
land. Onderkenning en erkenning van het monu
ment. Nieuwe problemen van bevolkingsaanwas,
industrialisatie, verkeer, hoogbouw, land-, water
en luchtvervuiling. Schoonheid onderschat als factor
van sociale en economische betekenis en ongeschikt
geacht als politiek argument. Voorstanders van de
schoonheid van stad en land worden politiek on
belangrijk geacht en zullen een kleine groep blij
ven, maar niets weerhoudt hen als voorhoede, of
zelfs als Gideonsbende op te treden. Wie vormen
die Gideonsbenden en wat bereiken zij?
A. G. M. Boost, of plaatsvervanger
Monumenten en Verkeer.
Het sterk toenemende verkeer, in het bijzonder het
gemotoriseerde verkeer, als exponent van een in
welvaart, bevolking en activiteit groeiend land,
vormt een ernstige bedreiging voor het intact
houden van stads- en dorpskernen en van de zich
daarin bevindende historisch en architectonisch
waardevolle en onvervangbare gebouwen, die als
/onaantastbaar monument moeten worden aange
merkt.
Verkeer immers vraagt ruimte, ook in de agglo
meraties, het eist doorbraken en verbreding van
straten en is in wezen onverzadigbaar.
Vrijwel elke verkeersvoorziening vraagt offers aan
monumenten en aan karakter en sfeer van de
binnenstad.