Voor de direct-betrokkenen is deze gedaanteverwis
seling, die in haar beginstadium een steeds desola
ter wordend aspect biedt, en daarna, stap voor
stap van genezing getuigt, eerst constructief, daar
na wat de architectonische afwerking betreft, om
tenslotte door stucacloor en schilder te worden
voltooid, een meestal angstig maar altijd spannend
avontuur.
De voorbijganger die nog genoeg tijd en aandacht
heeft om naar de huizen te kijken, ziet van dit
avontuur alleen een maanden-, soms jarenlange
chaos. De rest interesseert hem niet, dat is het
specialistenwerk. Hij bekommert zich en terecht
evenmin om de technische problemen die opge
lost moeten zijn voordat de tram rijdt of het licht
brandt. Maar die uiterlijke verandering, die af
stand van triest verval en verminking naar nieuw
leven in oude schoonheid „doet" de voorbijganger
iets. Dan slaat zijn reactie om van negatief naar
positief. Wat eerst oude rommel was, wordt ouder
wetse kwaliteit. Op die manier wordt het klimaat
waarin de monumentenzorg moet werken, aanzien
lijk verbeterd, en dat is een zaak die wel eens
meer aandacht verdient dan hij krijgt. Om in bouw-
verhoudingen te blijven: het betekent zoveel als
het verschil tussen op de steiger staan in natte
sneeuw of bij mooi droog zomerweer.
De publiciteitsexperts van grote concerns en be
drijfsgroepen weten wat zij doen met hun kostbare
advertentie-campagnes die in een enkele algemeen-
gestelde slagzin b.v. kolenwarmte, het drinken van
melk of wijn, of vlees eten aanprijzen. Door de
omvang, de herhaling en de illustratie van die op
zichzelf weinig zeggende woorden kweekt men een
onbestemd gevoel van waardering voor deze pro-
dukten. Het fanatisme waarmee de „rechten" van
de automobilisten op bredere wegen en op meer
parkeergelegenheid worden gepropageerd, desnoods
ten koste van de mede-weggebruikers of van waar
devolle gebouwen of terreinen, is ongetwijfeld in
sterke mate beïnvloed door de auto-advertenties
en de omvangrijke publiciteit in de algemene en
de gespecialiseerde pers. Zodoende is een „auto
klimaat" ontstaan waarin niet zozeer de praktische
voordelen van de eigen auto die in vele geval
len door een taxi beter bereikt worden als wel
het aanzien, de maatschappelijke betekenis, het be
langrijk en modern-zijn dat het bezit verschaft, de
mentaliteit bepalen. Dat werkt door in de open
bare mening en dus ook in het overheidsbeleid, bij
beslissingen over de besteding van belastinggeld.
Wijlen Bernard Verhoeven heeft in de periode van
zijn kamerlidmaatschap eens de vergelijking ge
maakt tussen het bedrag dat nodig was om het
Concertgebouworkest in stand te houden, en de
kosten van een halve straaljager. Een absurde ver
gelijking, maar toch uitermate verhelderend omdat
die enkele zin even door de vanzelfsprekendheid
heen prikte waarmee in het ene geval miljoenen
worden gevoteerd en in het andere zuinig wordt
gekeken over een paar duizend gulden.
Nu willen wij met het voorgaande geen achteloos
heid bij de overheidsuitgaven bepleiten, maar wel
wijzen op de omstandigheid dat de betekenis van
het monumentenzorg-werk nog te weinig nadruk
krijgt. Het blijft ergens aan de buitenkant van het
complex overheidstaken dat als volstrekt noodzake
lijk wordt beschouwd. Het wordt geïsoleerd door
vele misverstanden, die wel weerlegd kunnen wor
den, maar toch blijven hangen omdat de betogen,
hoe goed geargumenteerd, en hoe duidelijk ook
wijzend op de samenhang van dit werk met de
toekomstwaarde der stedelijke centra, het toerisme
of de recreatie, niet ver genoeg reiken buiten de
daarnet genoemde kring belangstellenden.
Men zou zich bijna afvragen of het niet nuttig zou
zijn een pagina-grote advertentiecampagne te voe
ren met als slagzin: verzorg Uw kostbaar monumen-
tenbezit, of: een modern mens sloopt geen oude
schoonheid!
Dat zoiets niet gebeurt, vindt niet alleen zijn
oorzaak in de overweging dat men met het hier
voor nodige geld beter een paar bouwvallige pan
den méér kan herstellen, maar ook in de niet op
publiciteit ingestelde mentaliteit van monumen-
tenzorgers en natuurbeschermers. Van-huis-uit heb
ben zij meer een wetenschappelijke of kunstzinnige
instelling dan de habitus van de „publicity-minded
manager". Dat ligt nu eenmaal in de aard van
het werk.
Maar dat andere is misschien moeten wij zeg-
14
O. Z.. Voorburgwal 316, „De ladder Jacobs", in 1653 naar
ontwerp van Pliilib Vingboons gebouwd als suikerbakkerij,
vóór de restauratie.