BEWAARD IN HET HART kanttekeningen bij een welkome uitgave Wie het onlangs van de persen der Amsterdamse Stadsdrukkerij gekomen boek „Bewaard in het hart" doorbladert, voelt de gedachte bij zich op komen: dat zou iedereen moeten zien die zich voor de problemen van de Amsterdamse binnenstad in teresseert. Nu is de oplage wel iets groter dan het spoedig na de tweede druk alweer uitverkochte Grachtenboek, maar toch wel zo beperkt dat men verstandig doet zijn bestelling spoedig bij de boek handel op te geven. Voorafgegaan door een zeer lezenswaardige uiteenzetting van mr. Th. C. M. A. Elsenburg, wethouder voor Volkshuisvesting en Monumentenzorg, behandelt dit boek een keuze van 63 Amsterdamse woon- en pakhuizen die in de periode van 1953 tot 1963, de eerste tien jaar van het bestaan van het Bureau Monumentenzorg, werden gerestaureerd. Wij hopen van harte dat deze goed verzorgde uit gave een breder publiek bereikt dan alleen de vaste kring belangstellenden. Dat zijn de leden van de Bond Heemschut, de Vereniging Hendrick de Key- ser, het Genootschap Amstelodamum, het Konink lijk Oudheidkundig Genootschap, de Vereniging voor Heemkennis „Ons Amsterdam", de Vereni ging Vrienden van Diogenes en andere gelijkge stemde instellingen. Zij hebben in het verleden de zaak van het Amsterdamse stadsschoon diensten bewezen die moeilijk naar waarde te schatten zijn, en dit gebeurt nog steeds, zelfs in toenemende mate. Toch moeten wij niet uit het oog verliezen dat, al hebben deze organisaties ieder hun eigen taak en doelstelling in het grotere geheel, hun ledenkrin gen elkaar in aanzienlijke mate overlappen. De kring is daardoor kleiner dan de organisatorische verscheidenheid van aktiviteiten doet vermoeden. Dit geeft de woordvoerders soms het beklemmende gevoel voor eigen parochie te preken terwijl de argumenten waarmee zij de anderen zouden willen overtuigen, daar niet doordringen. Deze omstandigheid verleent aan het boek „Be waard in het hart" een bijzondere betekenis. Er is immers geen betere argumentatie dan de bewijs kracht van het werk zelf. Die wordt hier zakelijk geboden in een beknopte beschrijving met foto's, soms van vóór en na het herstel, soms met teke ningen en fragmenten uit het Grachtenboek aan gevuld, of met afbeeldingen van belangrijke onder delen en interieurs. Efet geheel is chronologisch gerangschikt, te beginnen met het houten huis op het Begijnhof van omstreeks 1475 en eindigend met het grote hoekpand Zeedijk-Oudezijds Kolk dat uit het eerste kwart van de 19de eeuw dateert. Er is geen vlot-journalistieke saus overheen gegoten en er worden geen plaatjes bij gegeven die als schilderachtig stadsbeeld een V.V.V.-folder zouden kunnen illustreren. Vraagstukken van subsidieper centages en fricties tussen oude bouwtechniek en tegenwoordige bouwvoorschriften, komen niet aan de orde. Het boek heeft daardoor iets van een ambtelijk rapport, een verslag van verrichte werk zaamheden. Juist door dit nuchtere, maar verzorgde karakter kan „Bewaard in het hart" de emotionele weerstand tegen „oude-geveltjes-romantiek", „mu seumsfeer", „heemschutterij" en dergelijke uitingen van onbehagen overtuigender bestrijden dan een vinnig betoog waarin de domheid van de sloop- mentaliteit wordt aangevallen. De lezer ziet waar de monumentenzorg mee bezig was in die tien jaren, en achter in het boek vindt hij de lijst waaruit deze 10% gekozen zijn. Er is van alles bij, deftige en eenvoudige huizen, hofjes en pakhuizen, stuk voor stuk zijn zij weer gezond gemaakt, ge voegd, geschilderd, van betere ramen met een roe- denverdeling voorzien. Waar dat nodig was zijn de funderingen en de kappen hersteld. Al die teke nen, kortom, die bewoner en voorbijganger wezen op één van de stadia in een proces van verval dat in ondergang zou moeten eindigen, zijn vervangen door symptomen van nieuwe levenskracht en bruik baarheid. Wat voor dit resultaat nodig was aan speurwerk om de architectonische gegevens te vin den, aan vindingrijkheid om oud en nieuw tot een gaaf geheel te verenigen, aan vakmanschap in de uitvoering, aan geld en zorgen, dat interesseert nóch de voorbijganger, nóch de huurder. Over die problemen buigen zich de monumentenzorg-men sen, de architect en de eigenaar. Zij beleven de vreugde van kostbare aanwijzingen die achter be hang of pleisterlaag te voorschijn komen maar de veel talrijker ontdekkingen van minder aangename aard zijn ook voor hen, de balken die er nog ge zond uitzagen, maar weggerotte kopen vertonen bij nader onderzoek, de funderingsputten waar in de blauwzwarte brei paalkoppen zichtbaar worden waar het metselwerk van afgegleden is, of die ver rot en scheefgezakt zijn, of het metselwerk dat blijkt weg te kruimelen als zachte koek. Wie de beginfasen van restauratiewerken meemaakt krijgt wel eens de indruk dat sommige gebouwen alleen nog door een vreemde wet van de traagheid over eind blijven staan, en dat er maar een klein duw tje nodig is om muren en vloeren te doen inzak ken. De vraag wat er nog gehandhaafd kan blij ven en wat moet worden vernieuwd is vaak moei lijk te beantwoorden, het is een grens die tijdens het werk óok nog geregeld verschuift. 13

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1966 | | pagina 17