Voorschoten, „de Hoochkamer"
Niet ver van de kom van Voorschoten ligt een
boerenhuis dat het opschrift draagt: „Dit huis is
van outs genampt de Hoochkamer Ao. 1651". Het
schijnt de bedoeling te zijn het pand in het kader
van het uitbreidingsplan af te breken en ter plaat
se een gebouw met bijzondere bestemming te stich
ten. Het bestuur van de Bond van Heemschut heeft
aan B. en W. verzocht „de Hoochkamer" te hand
haven, te restaureren en er een passende bestem
ming aan te geven. De uitbreidingsplannen van de
Nederlandse gemeenten worden immers geken
merkt door een grote eenvormigheid. Hiervoor
zijn meerdere redenen te noemen: het tempo waar
in zij moeten worden ontworpen en uitgevoerd, de
voorschriften omtrent oppervlak, indeling en prijs
peil, de situatie der hedendaagse architectuur en
zo meer. Zeker speelt hierin ook een rol de in ons
land sterk levende voorkeur voor regelmaat en
ordelijke welstand. Tijdens een vacantie in het
buitenland is het onverwachte en schilderachtige
een attractie, maar thuis moet alles netjes zijn; en
het wordt dan als regel dodelijk saai. Juist daarom
is het van zo groot belang om waar dat mogelijk is
karakteristieke oude gebouwen in een uitbreidings
plan op te nemen. Waar de plaats toch weer be
bouwd moet worden en een bijzondere bestemming
krijgt, moet dat zeker mogelijk worden geacht.
G. B.
Dokkum, nog eens de monumentenlijst.
Onder „Heemschutberichten" in ons orgaan van
oktober 1965 wordt vermeld, dat het gemeentebe
stuur van Dokkum, dat 24 percelen, van de ont-
werplijst afvoert, zich blijkbaar onvoldoende re
kenschap heeft gegeven van het feit, dat plaatsing
op de lijst niet betekent, dat er nooit iets aan de
panden .gewijzigd zou mogen worden.
B. en W. van Dokkum voeren aan, dat zij, ge
steund door hun aktieve plaatselijke monumenten
commissie, een weloverwogen advies, hebben uitge
bracht. Het punt van het al dan niet onverander
lijk bij plaatsing op de lijst, heeft wel degelijk de
aandacht gehad. Dit blijkt o.a. uit de behandeling
in de raad. B. en W. citeren daaruit:
„De heer Miedema heeft even gesteld, dat men
voorzichtig moest zijn met het plaatsen op de lijst,
omdat het dan „onherroepelijk" zou zijn. Dit is
een woord, dat hier beslist niet past. Wanneer een
pand, èen terrein, een walmuur, enz. op de lijst
komt, is dat beschermd en kan de eigenaar daar
niet in volle vrijheid mee doen wat hij wil. Maar
dat wil niet zeggen, dat het nu ook voor altijd zo
moet blijven. Om te beginnen is een plaats op de
lijst alniet onherroepelijk, maar in de tweede
plaats houdt die plaatsing niet in, dat er nooit
wat aan kan gebeuren of dat het alleen maar zal
mogen worden geconserveerd, gerestaureerd, enz.
Het is best mogelijk, dat wordt toegestaan, een
pand af te breken of geheel te veranderen, maar
dat mag niet, zoals met andere panden theoretisch
wel het geval is, „zomaar". Hier zijn barrières,
„remmen".
B. en W. wijzen er op, dat ook de plaats in het
stadsbeeld hun grote aandacht heeft gehad. Zo is
het opgevallen, dat van de zijde van het Ministerie
geen straatwand of ander stadsdeel in zijn geheel
is beschermd.
Zij hebben nl. niet alleen 24 panden van de lijst
afgevoerd, maar ook geadviseerd de lijst met 7
panden de z.g. „Nauwen", de binnengrachten
met haar walbeschoeiingen, aan te vullen.
B. en W. zeggen zeer te betreuren, dat Heemschut
niet schrijft:
„Het Dokkumer gemeentebestuur heeft geadvi
seerd de binnengrachten aan de lijst toe te voe
gen. Wij juichen dit van harte toe en het is ons
een raadsel, dat de Minister deze geen plaats op
de lijst heeft waardig gekeurd".
Het bestuur van Heemschut heeft bovenstaande
woorden in zijn brief aan de Minister niet ge
bruikt, maar wel geschreven, dat het uit de aard
der zaak deze aanvulling van de ontwerplijst door
het gemeentebestuur zeer toejuicht.
T. K.
Bloemendaal, blekerswoningen
Een soortgelijk geval als „de Hoochkamer" in Voor
schoten doet zich voor in Bloemendaal. In snel
tempo groeien de vroegere dorpen uit tot woon
kernen van de Randstad Holland. De Nederlandse
wetgeving behoedt ons voor een ordeloze banlieue-
woekering zoals verschillende buurlanden vooral
vóór 1940 meemaakten, met het gevolg dat dorpen
die aan de rand van het zich uitbreidende stede
lijke gebied kwamen te liggen, een chaotische men
geling vertoonden van speculatiebouw, goedkope
industrievestiging en restanten van een agrarisch
verleden. Voor ons ligt het vraagstuk tegenwoor
dig anders: het gaat er om de nieuwe woongebie
den te behoeden voor vervelende eentonigheid en
daarvoor is het volgens Heemschut noodzakelijk de
zichtbare herinneringen aan de plaatselijke historie
niet radicaal uit te vlakken maar zoveel mogelijk
op te nemen in de nieuwe verhoudingen. Een der
gelijke herinnering is in Bloemendaal de voormali
ge blekerswoning Kennemerweg 7, die volgens pers
berichten zou moeten verdwijnen bij realisering
van het uitbreidingsplan. Een monument van gro
te allure is het niet, maar wel een gebouw met
architectonische kwaliteiten en historisch waarde.
Nu naast het bedoelde pand onlangs een huis
werd gebouwd dat hierbij in schaal redelijk aan
sluit, is er, zo heeft Heemschut geschreven aan de
gemeenteraad, alle reden om dit aardige pand te
restaureren en niet te slopen.
Naar een bestemming behoeft in een dergelijk ge
val niet lang te worden gezocht; er zijn, zeker in
Bloemendaal, ongetwijfeld belangstellenden voor
een bijzonder woonhuis. G. B.
10