Breskens van de jaren zestig en de kranen van
de werf de Schelde te Vlissingen, het nieuwe fa
brieksgebouw van de Vitrite te Middelburg, de
televisietoren te Goes zijn even zovele en mijns
inziens erstiger aanslagen op de silhouetten van
Zeeland en de daarbij liggende stadjes dan een vol
komen vrijstaand hoog gebouw op de noordkop
van Walcheren. De werkelijk deskundigen die vóör
waren hebben zeer duidelijk gezien dat uitsluitend
vanuit enkele windstreken op zee het Eurotel als
silhouet zou kunnen samenvallen met een van de
door de heer Schaling geïllustreerde historische
monumenten. Men kan het de leden van de Raad
van State niet euvel duiden, dat zij dit naast hun
andere besognes niet hebben gezien...."
Om met dit laatste te beginnen: veronderstelt de
heer Groosman werkelijk dat de leden van de
Raad van State zo onontwikkeld zijn dat zij niet
weten dat Middelburg, Vrouwenpolder en West-
kapelle meer dan 7 meter uit elkaar liggen? Ten
overvloede heeft de heer Schaling er in zijn betoog
voor de Raad van State op gewezen dat men de
verschillende torens natuurlijk nooit zó bijeen
ziet, maar dat de prent de massaliteit en hoogte
van het Eurotel duidelijk wilde aantonen door de
vergelijkingsmogelijkheid met de bekende Wal-
cherse torens. Is het „tendentieus" en „weinig cor
rect" wanneer men bij het college dat in hoogste
instantie de belangen tegen elkaar moet afwegen,
de intelligentie veronderstelt een nadrukkelijk uit
gesproken bedoeling ook te verstaan? Behalve
deze kapitale blunder maakt de heer Groosman
nog een paar kleine vergissingen. Het Eurotel is
op de bewuste tekening niet hoger weergegeven
dan het plan luidt, maar aanzienlijk lager omdat
de duintop waarop het gebouwd zou moeten wor
den, buiten beschouwing is gelaten. Deze situering
zou echter het massale effect op de omgeving aan
zienlijk versterken. De tekening accentueert het
contrast met de werking van de oude torens dus
niet, maar verzacht dit nog. Hetzelfde geldt voor
de verhouding tussen aanzicht en silhouetwerking.
Inderdaad geeft het aanzicht van een toren ook
vrij juist het silhouet weer. Alleen wanneer men
een op een vierkant grondplan gebouwde toren
overhoeks ziet wordt het silhouet merkbaar beïn
vloed. Een geveltekening van een gebouw als het
Eurotel geeft die silhouetwerking minder juist
weer. Accoord. Realiseert de heer Groosman zich
bij het te berde brengen van dit argument, echter
niet dat het zijn standpunt slechts kan verzwakken
omdat een geveltekening de massa van het ge
bouw verkleint, en dat deze massa bij elk overhoeks-
aspect veel kolossaler werkt?
En zouden wij onder de „werkelijk deskundigen"
niet óók de Rijksdienst voor het Nationale Plan
mogen rekenen, die toch de duinstrook ten behoe
ve van de recreatie wil vrijhouden van bebouwing?
Zo mogelijk nog /.onderlinger is het beroep van de
heer Groosman op andere hoge gebouwen, deels
op andere Zeeuwse eilanden. Hij vindt de door
hem genoemde en in tekening gebrachte voorbeel
den even zovele en z.i. ernstiger aanslagen op de
silhouetten van Zeeland dan zijn eigen Eurotel-
plan. Hiermee duidt hij om te beginnen aan, dat
zijn plan óók een zodanige aanslag betekent, en
dan probeert hij dit te verontschuldigen cloor op
anderen te wijzen clie iets nóg lelijkers deden. Als
argument is dit, laten wij het mild uitdrukken, te
kinderachtig om nog nader op in te gaan.
De heer Groosman vervolgt: „Met grote belang
stelling zie ik de reacties van Heemschut tege
moet bij volgende aanslagen die op het silhouet
van ons landschap en onze horizon worden gedaan
als we, vóór 2000 nog, met 18 a 20 miljoen ons
leven in dit stukje West-Europa trachten te slijten,
daarbij geassisteerd door een of twee miljoen bui
tenlandse werkkrachten. De reactie van Heemschut
zowel op de affaire Eurotel in Zeeland als op het
project Schedeldoekshaven in Den Haag als op
het plan Kennemerland in 1959, getuigt van bij
zonder weinig realiteitszin. De schaal van de on
getwijfeld fraaie monumenten uit het verleden, die
dienen te worden geconserveerd of gerestaureerd,
past niet meer in het onontkoombare proces van
totale verstedelijking die ons land zal moeten on
dergaan." Na de in de aanhef geciteerde passage
tegen Heemschut als reactionaire instelling volgt
dan: „Straks zijn de Deltawerken gereed, Zeeland
is eindelijk ontsloten en gaat een nieuwe toekomst
tegemoet. Het Veerse meer is klaar, over weinige
maanden rijden we over Grevelingendam en Ooster-
scheldebrug binnen het uur van de Randstad naar
de Zeeuwse eilanden. En wat vinden cle honderd
duizenden die over de gigantische prestaties van
de Waterstaat, tol of geen tol, Zeeland bezoeken?
Niets, helemaal niet dan onvoldoende hotels, on
voldoende watersportaccommodatie, onvoldoende
bungalows en slecht geoutilleerde kampeerterrei
nen".
Wij willen er de heer Groosman op wijzen dat zijn
dramatisch „niets, helemaal niets" een kleinigheid
buiten beschouwing laat, namelijk de schoonheid
van het Zeeuwse landschap, het strand en de oude
steden. Watersportaccommodatie, bungalows, hotels
en kampeerterreinen moeten er natuurlijk komen.
Dat wordt door niemand, en zeker niet door Heem
schut bestreden. Dat dergelijke voorzieningen goed
en voldoende moeten zijn ligt voor de hand. Maar
daarvoor komen de honderdduizenden niet. Men
gaat ook niet naar de schouwburg omdat de stoelen
gemakkelijk zitten. Doel is de voorstelling, de
stoelen zijn accommodatie evenals de vestiaire, de
wandelgangen en de koffie in de pauze, onge
twijfeld zo belangrijk dat ernstige tekorten op dit
gebied veel van het genoegen kunnen bederven,
maar toch van secundaire betekenis ten opzichte
van de kwaliteit van de voorstelling. Het is een
gangbare denkfout toeristische accommodatie en
toeristische attracties te verwisselen. Gevaarlijk
8