Boekbespreking 128 Van Landijs lot Polderland, 2000 eeuwen Zuiderzeegebied", is een massief boekwerk van 648 blz., 160 lijncliché's en 150 foto's. Het werd geschreven door G. D. van der Heide, hoofd van de afd. bodemonderzoek van de Rijksdienst voor de IJssel- meerpolders en beheerder van het Schokland-Museum, en uit gegeven door A. J. C, Strengholt's Uitgeversmaatschappij. Deze aankondiging zou het vermoeden kunnen wekken dat het een degelijk maar taai studiewerk betreft. Het tegendeel blijkt het geval te zijn: het onderwerp is zo boeiend dat men het boek aan één stuk uitleest, ook al zal niet iedereen de gehele voorraad wetenschappelijke gegevens in zich kunnen opnemen en verwerken. Voordat de lezer aan de oudste sporen van menselijke bewoning in het Zuiderzeegebied toe is, heeft hij al een flinke 100 blz. geologische voorgeschiedenis achter de rug. Het is een historie van langzame stijging en daling van het waterpeil, van overstromingen en landvorming. Zelfs de afsluitdijk heeft het natuurproces van gedaanteverwisse ling niet stopgezet, nog steeds zetten zich sliblagen af en de nog niet drooggevallen gedeelten, en de verandering van de zoutwaterfauna in die van een nauwelijks meer brak zoet- watermeer is ingrijpend geweest. Ook die metamorfose heeft zijn voorgangers: in de 16de eeuw bevatte het zuidelijke bekken nog overwegend zoet water, zoals het onderzoek van de grond lagen met de daarin voorkomende skeletresten uitwijst, het geen bevestigd wordt door de berichten over de toenemende visserij op zeevis in de 17de eeuw. Men leest de geschiedenis voor zover bekend van het Flevomeer in de Romeinse tijd, en het middeleeuwse Almere, de berichten over de zestien door de zee verzwolgen dorpen en over het grote eiland waar van Urk en Schokland de resten zijn. Telkens constateert de schrijver met spijt dat de gevonden gegevens te gering zijn om zich een duidelijk beeld te kunnen vormen over de loop der gebeurtenissen. De lezer verbaast zich veeleer over het vernuft waarmee de ogenschijnlijk zo geringe sporèn in de grond geobserveerd en geïnterpreteerd worden als getuigenis sen van wat er in de loop der eeuwen in dit gebied geschied de. Dat is de heroïeke strijd van de terpen en dijkenbouwers tegen het wassende water, maar ook de kortzichtige roofbouw van de turfgravers, waardoor nieuwe overstromingen werden uitgelokt, dat is het wisselvallige lot van 'de Zuiderzeesteden, eerst de Hanzesteden aan de zuid-oostkant, daarna de V.O.C.- en vissershavens aan de westzijde, dat zijn de tragedies waarvan de vele in de drooggevallen bodem gevonden scheepswrakken verhalen. De auteur heeft ernaar gestreefd het omvangrijke materiaal, dat niet alleen de geologische, waterstaatkundige en politie ke geschiedenis van het Zuiderzeegebied bevat, maar ook zaken als de economie, de scheepsbouw, het in cultuur bren gen van de nieuwe polders, en de toeristische aantrekkelijk heid van de Zuiderzeesteden, in een leesbaar verhaal te ver werken. Daardoor is de stijl wel eens wat gezellig babbelend en komen er vrij veel doublures voor; kortom het boek had wat strakker en schematischer gebouwd kunnen zijn. Ook is het duidelijk dat de auteur bijvoorbeeld op het gebied van de Amsterdamse architectuur en stedebouw veel minder goed thuis is dan terzake van bodemstructuur en archeologische techniek. Daar staat tegenover dat het boek op deze manier een eenheid geworden is, wat niet het geval geweest zou zijn wanneer de uitgever voor elk onderdeel een vakspecialist had gevraagd om een afzonderlijk hoofdstuk te schrijven. En het werd een geheel, waar ieder die belangstelling heeft voor de wordingsgeschiedenis van ons land, veel genoegen aan zal beleven. J De Geïllustreerde Beschrijving van de Nederlandse Monu menten van Geschiedenis en Kunst, uitgegeven vanwege de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, behoeft in ons blad nauwelijks commentaar. Iedere belangstellende kent dit stan daardwerk waarvan zo nu en dan, met ruime tussenpozen, een nieuw deel van de persen van de Staatsdrukkerij komt. Van de nu voor ons liggende delen behandelt het ene Zuid- Salland (Deventer en de dorpen Bathmen, Diepenveen, Hol ten, Olst, Raalte en Wijhe) en het ander de Dom van Utrecht. Onwillekeurig beschouwen stadgenoten en bezoekers van een bouwwerk als de Utrechtse Dom dit als een min of meer vaststaand gegeven. Zij zien wel dat er geregeld aan het om vangrijke complex wordt gewerkt, dat er restauraties en ver beteringen worden uitgevoerd, zij weten ook wel dat het schip van de kerk in de 17de eeuw door een orkaan is verwoest, maar zij komen er niet toe het geheel van toren, kerk en bijbehorende gebouwen te ervaren als een verschijnsel in de tijd gelijk zij het beleven als verschijnsel in de ruimte. Mis schien wordt dit wel in de hand gewerkt door de moderne restauratietechniek die zoveel verfijnder en degelijker is dan de methoden van honderd jaar geleden. Bij het bekijken van een voltooide restauratie krijgt men de indruk dat het gebouw nu weer voor zover mogelijk in oude glorie hersteld en voor de toekomst beveiligd is. Het „lezen" van de bouwge schiedenis aan de hand van de talloze constructieve en deco ratieve eigenaardigheden die een geschoold oog kan onder scheiden, maar toch alleen goed kan interpreteren wanneer deze gegevens aangevuld worden met de uitkomsten van bouwkundig onderzoek van ondergrond en opstal, is nu een maal specialistenwerk; zoiets als het klinisch oog van een internist. De vakmensen beseffen daardoor ook de aan hun tijd gebonden betrekkelijkheid van het eigen herstelwerk, een fase in de bouwgeschiedenis, die ook door de grondigste res tauratie niet wordt afgesloten. Voor de niet-vakmensen, de gewone belangstellenden die een warm gevoel voor herkenning ervaren als zij de Dom zien, al is het maar vluchtig, biedt het door Dr. E. J. Haslinghuis en C. J. A. C. Peeters samen gesteld deel van de „Geïllustreerde Beschrijving" nu de moge lijkheid om met de specialisten mee te lezen. Men kan gerust aannemen dat alle bekende gegevens, voor zover van belang voor de bouwgeschiedenis, verwerkt zijn. Dit bepaalt ook de vorm van deze uitgave, die documenteert en illustreert. Het is meer een boek om te raadplegen dan om te lezen: geen „Notre Dame de Paris" waar een tragische quasimode door de galerijen snelt! Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het deel Zuid-Salland waarvan Deventer, en in Deventer de Grote of St. Lebuïnus- kerk, de meeste aandacht vraagt. Daarnaast bezit Deventer echter ook nog andere gothische, deels nog romaanse kerken, een rijk stadhuis en tal van andere openbare en particuliere gebouwen die in dit boek nauwkeurig met de daarin aanwe zige kunstwerken worden beschreven. Het is te hopen dat wanneer over 20 of 30 jaar een nieuwe uitgave wordt voor bereid bij de thans als „bepleisterd" of „verminkt" aange duide gevels vermeld kan worden dat zij inmiddels zijn her steld, en dat geen verdere verliezen de lijst hebben doen slinken. G.B. Ten behoeve van ons archief zouden wij nog gaarne beschikken over enkele exemplaren van nr. 1 en nr. 2, jaargang 42, februari en april 1965. Toezending aan ons Bureau Oosterpark 22 zal zeer op prijs worden gesteld.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1965 | | pagina 20