Heemschutter avant la lettre Doeltreffend ten en de uitbetaalde subsidies in het voorgaande jaar, alsmede van de monumenten voor welke in het volgende jaar gelden waren gereserveerd en de monumenten, die van de lijst waren afgevoerd en dus voor sloping vrij gegeven. Bovendien werd een opsomming gegeven van de monumenten meestal gróte monumenten voor welke in de eerstvolgen de jaren geen gelden beschikbaar zouden zijn. Een openheid, die de zo democratisch optredende huidige Minister wel moet aanspreken. Uit deze gepubliceerde gegevens kon men opmaken, dat slechts éénzevende van het voor rijkssubsidie beschikbare bedrag ten goede kwam aan het kleine monument, het woon- en pakhuis. Wij verwijzen in dit verband naar ons artikel "Gebeurt er genoeg voor het kleine monument?" in Heemschut 1963 no. 1, blz. 1—2. Indien ook voor het dienstjaar 1966 slechts 1/7 van 16.680.000 beschikbaar komt voor het kleine mo nument, dus f 2V% miljoen voor geheel het land, dan moet ons van het hart, dat de "aandacht, te be steden aan de luoonhuizen, die zo bepalend zijn voor het karakter van onze historische stadskernen," zo als de Minsiter zeer terecht opmerkt, bijzonder ver heugend is, maar dat het bedrag dat daarvoor be schikbaar komt, toch teleurstellend is. Het blijft niet bij teleurstellend, want dat zou nog een emotionele reactie uit beperkte kring kunnen zijn, waarmee de Minister geen rekening zou behoe ven te houden. Maar het is een bedreiging voor het karakter van onze historische stads- en dorpskernen. Een eenmaal gesloopt historisch pand is niet alleen voor eens en voor altijd verloren, maar het haalt ook de samenhang uit de straat-, gracht-, of markt- wand en gaat gepaard met karakterverlies voor onze oude kernen. En dat is juist een der kenmerken van die kernen in Nederland. Onvoldoende gelden in de sector woonhuizen wreekt zich vaak. Deze panden namelijk behoren in het algemeen aan particulieren. Veel voorkomende aar zeling bij hen om te gaan restaureren, moet opgevan gen kunnen worden door het vooruitzicht van een bijdrage in hun kosten. Blijft die uit of moet ver wezen worden naar dé wachtlijst voor het jaar 1968 of later, dan is veelal de keuze voor de particulier niet moeilijk. Géén onderhoudsplicht dwingt hem, en daar hebt u het beeld van de vele in verval ver kerende panden in de oude binnensteden. Voor diegenen, dié 2Vs miljoen nog een groot bedrag vinden voor dit doel verwijzen wij naar het prae-advies over het huurvraagstuk door prof. J. Hartog uit Groningen, waarin vermeld wordt, dat de bouwprijzen van vóór 1940 vergeleken met thans bijna met 7 vermenigvuldigd moeten worden. Voor wie de oude bouwprijzen nog in zijn hoofd heeft, moet dat wel verduidelijkend zijn! Het bedrag van 16,680.000 op de begroting voor 1966 mag dan wel hoger zijn dan voorgaande jaren, maar veel "mogelijkheden", zoals de Minister dat telkens in zijn Memorie noemt, biedt het nog niet. Lezen wij de Minister zijn tekst goed, dan begrij pen wij, dat hijzelf zeker meer en beter zou willen, maar blijkbaar worden de financiële teugels hier nog strak aangehouden, want zijn woorden doen meer verwachten dan de nuchtere cijfers leren. En wat erger is, aan de behoefte kan nog steeds niet worden voldaan, helaas met de gevolgen van dien. TON KOOT Een lid liet ons weten met genoegen te hebben ge lezen "Zeeland door de bril van 1873" door Char les de Coster, verschenen bij de Wereldbibliotheek. Hem trof ten aanzien van het bezoek aan Veere het volgende: "Inderdaad, het nuttige mogen we niet verwaarlo zen, het is noodzakelijk, maar het schone is dat evenzeer. In hun vermogen om kunst voort te bren gen demonstreren de volkeren hun intellectueel ver mogen. Kunst ontstaat door het samengaan van al wat laaft aan gevoel, goede smaak en gezond ver stand. Zo is een combinatie van wiskunde en poëzie. Men kan geen kunst tot stand brengen naar belie ven. Wie kunstwerken vernielt, moet in staat zijn ze te herscheppen. En wie dat niet kan moet er af blijven tenzij het onmogelijk is om dat te laten. Ver nielen doen spelende kinderen; maken en in stand houden is het werk van 'n man." Onze administratie is geen hoofdzaak, maar middel om onze doelstelling te bevorderen. U kunt de doel treffendheid daarvan sterk beïnvloeden, door uw jaarlijkse bijdrage nu te storten op postrekening 124 326. De minimum-contributie bedraagt 10.— voor individuele leden, maar het zou bijzonder te pas komen, als u, met begrip voor onze nog te be perkte mogelijkheden, uw bijdrage incidenteel dan wel permanent zoudt willen verhogen. Wij verheugen ons bij voorbaat over de administra tieve rompslomp die ons daardoor bespaard blijft en over het meerdere dat wij kunnen doen met be hulp van uw extra bijdrage. Valt dat laatste u wat zwaar, dan is er altijd nog de mogelijkheid een nieuw lid aan te brengen. Wij willen in het belang van de schoonheid van het land naar de 10.000 leden toe, en wij zijn goed op weg! 124

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1965 | | pagina 16