ten op de schoonheidscommissies rust. Het is gebleken, dat niet altijd het juiste inzicht heerst omtrent de toe passing van hun voorschrift. Hun taak is het college van Burgemeester en Wethouders te adviseren of een bouwwerk aan de redelijke eisen van welstand voldoet. Het is namelijk niet alleen de architectonische hoe danigheid van een ontworpen kerk, school of huis, die aan hun oordeel is onderworpen, maar eveneens moet de plaats waar dit zal worden gebouwd in beschouwing worden genomen. Het komt meermalen voor, dat, hoezeer de architectuur op zichzelf verdienstelijk of aanvaardbaar is, verwerkelijking van de bouw op de daarvoor bestemde plaats niet toelaatbaar kan zijn. Men dreigt in deze commissies dit onderscheid wel eens uit het oog te verliezen. Eigenlijk ligt hier de kern van onze opvattingen ten aanzien van de architectuur. Het is niet de nieuwe architectuur waartegen wij ons keren, zoals dit zo dikwijls wordt voorgesteld. Integen deel, wij bewonderen haar in vele gevallen waarin nieuwe schoonheid werd geschapen. Wanneer ik U zeg, dat wij de architectuur bewonderen van een Riet veld, om slechts één naam te noemen, maar in die be roemde naam tegelijk de bekwaamheid en het kunste naarsschap eren van vele architecten, en bereid zijn voor hen in de bres te treden, behoef ik dunkt mij geen verder bewijs te leveren, dat wij ons niet beperken tot het behoud van oude monumenten. Maar de uitdagen de mogelijkheden van de nieuwe-tijdse stijl en bouw trant zijn niet overal op hun plaats. Ja, men krijgt wel eens de indruk, dat de architecten met een soort opzet telijkheid het uiterste contrast met de omgeving zoeken in stede van aanpassing aan de omgeving, die, naar ik geloof te mogen zeggen, een extra zware opgave van kunde en beheersing betekent voor de ontwerper. Waarlijk de nieuwe architectuur heeft de mogelijkheid ten volle tot haar recht te komen in deze tijd, waarin meer dan ooit gebouwd wordt en niet alleen huizen, maar evenzeer ook openbare gebouwen als kerken en stadhuizen, ministeries en ziekenhuizen, en voor de enorme opdrachten in ons, zich steeds meer industria liserende land, van fabrieken en laboratoria. En wij verheugen ons daarover Maar wij verzetten ons tegen geweldpleging als elke vrije burger! En geweld wordt aangedaan daar waar het nieuwe bouwwerk, hoe verdienstelijk op zich zelf, de fraaie andere-tijdse omgeving dreigt te overdonde ren. Zeker, men kan voorbeelden aanhalen van bevre digende oplossingen. Een merkwaardig voorbeeld van opvallende inbreuk op bestaande omgeving moet het Paleis op de Dam hebben opgeleverd - men vergeve mij dat ik hier en daarna enige specifiek Amsterdamse voorbeelden noem, maar zij komen ook elders voor - dat massale stadhuis-paleis temidden van kleinere grachten en de daaraan gerijde topgevels. De architec tuur echter, die zich in later jaren bij de massa, het paleis, heeft willen aanpassen zal niemand een geluk kige noemenAantasting van schoonheid bestrijden wij, en wanneer ik als persoonlijk oordeel uitspreek, dat ik het bouwontwerp voor de uitbreiding van de Univer siteitsbibliotheek aan de Singel naast de Militiezaal en het oude Doelengebouw op zich zelf een goed gebouw vindt, maar op die plaats verwerpelijk (met begrip voor het zodanig bestaande gebouw op de hoek van de Heiligeweg) en dezelfde mening uitspreek ten aan zien van het op zich zelf eveneens bekwame gebouw van de Spaarbank van de Stad Amsterdam bij het Muntplein, dan moge dit illustreren, dat de kern van het misverstand tussen Heemschut en haar gelukkig tanend getal tegenstanders, niet gelegen is in de opvat ting over de moderne architectuur zelve, maar in de aanpassing aan de omgeving. Met andere woorden, dezelfde grondslag van opvatting welke wij in de z.g. welstandscommissies tegenkwamen en aanleiding was tot deze uitwijding. Wij weten, dat het beroep, dat wij op de architectenwereld doen niet alle architecten ligt; welnu er zijn er die de noodzaak in de zin voor deze aanpassing met uitmuntende resultaten hebben weten op te brengen. Zij verdienen daarvoor onze dankbaar heid en hulde. Maar met eenzelfde beroep richten wij ons tot stadsbestuurders en particulieren, opdat zij met hun opdrachten van deze beginselen uitgaan. Ter zijde moge ik iets uit persoonlijke ervaring aan halen, ten bewijze, dat ook de stedelijke schoonheids commissies blijkbaar wel eens iets ontsnapt. Mijn huis is gelegen temidden en naast enige andere huizen, die allen met hulp van Monumentenzorg met grote liefde zijn gerestaureerd. Wie schetst onze verbazing over het feit, dat de gemeente, die zelf door zijn gemeentelij ke monumentendienst ten nauwste bij deze restaura ties is betrokken en zijn financieel aandeel op zich had genomen, tussen deze huizen een lelijk dienstgebouwtje deed oprichten, dat met zijn gele en licht-roze steen en onrustige raamverdeling een aanfluiting werd van hetgeen aan weerszijden en er tegenover met zorg, in 17e eeuwse stijl, was hersteld. Wij hebben in het kader van onze doelstelling als Bond Heemschut in het afgelopen jaar enige uitbreidingen tot stand gebracht. Een gedachte, die reeds geruime tijd bij ons leefde kreeg de laatste stoot, toen een onzer gewaardeerde leden er nog eens per brief een pleidooi voor hield. Het betreft het openen van een rubriek in ons tijdschrift waarin aanbieders van oude behuizin gen en gegadigden daarvoor tot elkaar kunnen worden gebracht. Reeds bereikten ons herhaaldelijk vragen daaromtrent, die soms tot een bevredigend contact hebben geleid tot voldoening van beide partijen en van ons. Een eigenaar van zulk een huis weet dikwijls niet hoe een belangstellende te vinden. Indien hij zich tot ons wendt, wordt door ons een globaal onderzoek naar de waarde ingesteld en wij behouden ons, mede op grond daarvan voor, zulk een aanbieding in de nieuw te openen rubriek op te nemen. Gegadigden kunnen zich bij ons melden, waarna via een makelaar het verder contact kan worden gelegd. Ook zij die zulk een behuizing zoeken kunnen zich bij ons melden. Wij stellen ons voor een kleine vergoeding te vragen voor de verhoogde kosten die deze rubriek voor ons tijdschrift zou veroorzaken. Reeds maakten wij in ons tijdschrift melding van de oprichting van een afzonderlijke stichting de z.g. 51

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1964 | | pagina 5