68
Nauwelijks een maand later organiseerde „Italia
Nostra", een jonge maar zeer actieve vereniging, op
nieuw een dergelijke bijeenkomst. En ditmaal was de
hoofdschotel een inleiding uitgesproken door Mej.
ir. J. H. Mulder, hoofd van de afd. Stadsontwik
keling der gemeente Amsterdam. Zij sprak in het
bijzonder over de aanleg van het Amsterdamse Bos,
een schepping waardoor het aan parken eertijds vrij
arme Amsterdam plotseling tot in de in dit opzicht
meest bevoordeelden onder de grote steden van
Europa is gaan behoren. Rome, armer dan enige
andere stad aan parken en plantsoenen, hinkt daar
ver achteraan. Dit werd nog eens extra onderstreept
door de tweede spreker, prof. Insolera, de schrijver
van een gedegen handboek over de chaotische wijze,
waarop Rome zich in de laatste eeuw heeft ontwikkeld.
Ook deze bijeenkomst, die tot onderwerp had: „Het
vraagstuk van het groen binnen het grondgebied der
stad Rome" werd door honderde jongelui van de
faculteit der architectuur bijgewoond.
Het spreekt vanzelf, dat de vergelijking tussen Am
sterdam en Rome, die wat parken en plantsoenen
betreft, zo uiterst nadelig voor Rome uitviel, een wat
neerslachtige stemming deed ontstaan. Die stemming
sloeg volkomen om, toen tijdens de discussie de wet
houder van finantiën der stad Rome het woord nam
en, vooruitlopend op een beslissing die vier dagen
later in de gemeenteraad werd genomen, aan de zo bij
uitstek gequalificeerde vergadering mededeelde, dat
een bedrag van anderhalf milliard lire zal worden
uitgetrokken om de vermaarde Villa Doria Pamphili
te kopen en tot een openbaar park te maken. Tevens
zal van de lening, die Rome mag aangaan (de schul
denlast der stad bedraagt ruim vijfhonderd milliard
lire, dus zowat drie milliard gulden!) een bedrag van
vijf milliard zal worden gebruikt ter instandhouding
en verbetering van bestaande openbare parken en
plantsoenen en waar mogelijk tot uitbreiding van de
recreatiegebieden. Natuurlijk zijn ook dat voorlopig
nog slechts woorden en men doet in Italië altijd ver
standig eerst even af te wachten of er nu ook werkelijk
iets van komt. In 1950 werd door de gemeenteraad
een terrein aangewezen om eindelijk Rome weer aan
een concertgebouw te helpende eerste steen moet nog
worden gelegd en men kibbelt er nu al jaren over of
enig ander terrein misschien niet beter geschikt is.
Sedert acht jaren staat de grote nationale bibliotheek
op instorten en slechts aan een zeer beperkt aantal
studerenden, practisch alleen aan hoogleraren, wordt
vergunning verleend van die bibliotheek gebruik te
maken. Na eindeloos geharrewar werd bepaald, dat
een nieuwe bibliotheek zou worden gebouwd op het
terrein, waar sedert de keizertijd kazernes hebben
gestaan, het zogenaamde Castro Pretorio. Het leek
anderhalfjaar geleden of men heus met die bouw zou
beginnen, maar nu zwijgt alles weer en het is best
mogelijk, dat men straks opnieuw gaat bekvechten
over de geschiktheid van een ander terrein. Het Itali
aanse spreekwoord: Tra dire e fare; c'è di mezzo il
mare (Tussen zeggen en doen strekt zich de oceaan)
is maar al te waar. Dat kan dus ook wel eens opgaan
voor die grote plannen wat de parken betreft.
Maar de Villa Doria schijnt dan toch definitief stads
park te gaan worden. En dat is waarlijk geen kleinig
heid. Het gaat om het grootste particuliere park van
Rome. Wil men er geheel omheen lopen (de afbake
ning bestaat voor een zeer groot deel uit de dicht
gemetselde bogen van een antiek-romeinse acquaduct)
dan moet men zich voorbereiden op een wandeling
van negen kilometer. In het park is een fraai zomer
verblijf, het „Casino dei Quattro Venti", door de
architect Alessandro Algardi omstreeks 1650 gebouwd
voor prins Camillo Pamphily, de neef van paus
Innocentius X. Dat gebouw, rijk aan antieke sculp
turen en basreliëfs, is jaren lang de wel bijzonder
voorname zetel geweest van de Belgische ambassade.
De huurceel was verleden jaar afgelopen en men
vreesde, dat de nieuwe prins Doria (een engelsman,
dié prinses Doria, de laatste van haar geslacht, huwde)
het „casino" en een deel der villa aan België zou ver
kopen (zoals hij ook het paleis Doria aan de Piazza
Navona heeft verkocht aan Brazilië, dat thans in dat
paleis haar ambassade heeft) waarna wellicht het
park bij stukken en brokken aan bouwspeculanten
zou worden verkocht. Reeds heeft het park ernstig
geleden, doordat men het nódig vond de zogenaamde
„Via Olimpica", de autostrada die de twee plaatsen
verbindt, waar in 1960 de olympische spelen hun be
langrijkste centra vonden, dwars door dat park aan
te leggen. Het zal dan nu overgaan in handen der
gemeente. Laat ons hopen, dat men er niet, als in de
Villa Borghese al te veel banken, kiosken en andere
„verfraaiingen" in gaat aanbrengen en vooral, dat
men automobilisten zal weren. Het gaat om een bij
zonder groots en statig park met prachtig geboomte,
een vijver van honderd bij tweehonderd meter, ver
maarde uitzichtspunten in de richting van Sint Pieter
en naar de Monte Soratte. Er zijn grote grasvelden,
waar schapen weiden; op andere plaatsen vindt men
resten van antieke acquaducten. Maar niets is klein
of burgelijk in dat werkelijk majestueuse park. Het
zou heel jammer zijn, wanneer men het ging „aan
passen" aan de vermeende behoeften van onze tijd en
wij er hetzelfde soort kermisgedoe zouden vinden,
dat de Villa Borghese en vooral de Pincio steeds meer
ontsiert. Eenmaal hadden de Romeinen bij uitstek zin
voor alles wat groots en verheven is. Laat ons hopen,
dat de tweede helft van de twintigste eeuw, aan wie
het gegeven zal zijn van Rome's meest uitgestrekte
park een openbaar park te maken, dat instinct voor
„de romeinse maten" zal weten te hervinden.
ADRIAAN H. LUIJDJENS