63
in de wijk der „Wereldtentoonstelling 1942", een
tentoonstelling die nooit werd gehouden, maar
waarvoor een enorm stuk van de oude stadsmuren
werd geslecht. Die wijk ontstond in de open Cam-
pagna. Geen boom of plekje groen werd gespaard en
de bouwspeculatie deed een serie eentonige straten
ontstaan met hoge slecht gebouwde huizen uit cement.
Het drama van Rome is, dat het zich heeft uitgebreid
als een olievlek, in alle richtingen. Onvermijdelijk
leidt dit tot steeds intenser verkeer in de binnenstad
en elke nieuwe doorbraak, verre van dat verkeer te
„regelen", heeft alleen ten gevolge dat er een nieuwe
verkeersas ontstaat met de verleiding in de beide
richtingen, waarin die as wijst, weer nieuwe wijken
te ontwerpen. Natuurlijk heeft niet alleen Rome met
deze vicieuze cirkel te kampen, ook onze eigen steden
bieden er voorbeelden van. Maar in Rome is het wel
allemaal veel en veel erger. In 1870 immers was dit
een stad van nog niet ten volle 200.000 inwoners; in
1930 waren het er een dikke 700.000; thans 2.500.000
Dit is een groeiproces van dusdanige afmetingen, dat
men eigenlijk verbaasd moet zijn, dat er nog iets van
het oude is overgebleven. Er komen ook nu nog
gemiddeld per jaar honderdduizend nieuwe burgers
bij, niet door geboorte-overschot, maar door immi
gratie. Doorgaans hebben die nieuwe burgers, voor
het merendeel Zuid-Italianen, niet veel hart voor de
stad; hoe zouden zij ook? Zij willen er een woning
hebben en tonen daarbij voorliefde voor nieuwbouw;
dat is een kwestie van „status". Dat die nieuwbouw
bijzonder slecht is, de huizen gehorig zijn en na enkele
jaren er verwaarloosd uitzien, komt er niet op aan.
De trap in namaak-marmer, de omlijsting van de
voordeur, die aan weelde doet denken, dat zijn de
dingen, waar deze mensen naar kijken. Een bouw-
speculanten zorgen er wel voor, dat zij overal in de
buitenwijken te kust en te keur dat soort huizen vinden.
Veelal wonen zij dan heel ver van hun werk, maar
daarin voorziet een wagentje op afbetaling en zoonlief
snort op een „Vespa" naar school, of heeft alsghet
enigszins kan een tweede wagen, die hijijvlak voor de
schooldeur probeert te parkeren.
De mooie, oude huizen van de binnenstad er zijn
er nog heel wat - worden inwendig verbouwd en tot
kantoren gedegradeerd. Niet langer bewoond door
een eigenaar, die zijn bezit met liefdevolle zorg omgaf,
vervallen zij zienderogen. De oude daken met donker
rode dakpannen verdwijnen doordat er één of twee
„panoramische verdiepingen" worden toegevoegd en
allerlei lelijke bouwsels bederven de aanblik der
straat van de heuvels af gezien.
En toch lijkt het alsof er enige verbetering gaat komen.
Het nieuwe „piano regolatore" is stellig een grote
vooruitgang vergeleken met de ordeloosheid, die
vooral in de jaren kort na de oorlog heerste. In prin
cipe wil men nu uitbreiding alleen in zuid-oostelijke
richting, dus langs de Via Prenestina, de Casilina en
de Tiburtina. Op die manier zou dan, zij het bijna
honderd jaar te laat en nadat de binnenstad voorgoed
ontluisterd en geschonden is, toch nog iets van
Garibaldi's gedachte verwezenlijkt gaan worden.
Dat die gedachte uitvo erbaar is en tot goede resultaten
voert, kan men in vele steden van Noord-Afrika
(Tunis, Marrakesch, Fez, Rabat, enz.) zien. Daar is
de nieuwe stad buiten de muren gebouwd, steeds in
één enkele richting met het gevolg, dat de oude binnen
stad als een zelfstandig organisme bewaard is gebleven
en dat werden geen openlucht-musea. Integendeel,
in de oude kernsteden vindt men de handswerklieden,
de „souks", de kleine markten en daar wonen nog
steeds de gegoede arabische families. In dit opzicht
kan Europa heel wat leren van Noord-Afrika
In Rome heeft het natuurlijk ontzettend veel moeite
gekost om dat nieuwe uitbreidingsplan door de ge
meenteraad te doen goedkeuren. Grote onderne
mingen hadden reeds jaren geleden tegen prijzen,
die nu belachelijk laag schijnen, de grond tot op vele
kilometers afstand van de oude stad opgekocht.
Gaat de uitbreiding in olievlekvorm niet door, dan
zou een deel van die grond niet de prijzen opbrengen
(honderden malen meer dan er voor betaald werd)
die de speculanten zich hadden voorgesteld. Vandaar
geweldige debatten, die in de periode 1957 - 1962
verscheiden malen tot aftreding van de wethouders
en de burgervader hebben geleid. Het zijn de linkse
partijen - en, hoe beschamend het ook moge klinken
voor ons europees eergevoel, in de eerste plaats de
communisten - die op de bres staan voor het behoud
der oude stad en voor het nieuwe „piano regolatore".
Daarbij zij dan in het midden gelaten hoeveel percent
van die ijver voor de goede zaak moet worden toe
geschreven aan werkelijke liefde voor de oude stad
(een zeker percentage is dat stellig wel, want heel veel
intellectuelen in Italië en vooral in de wereld van
kunstenaars en architecten, zijn politiek uiterst-links)
en hoewel aan het verlangen de bouwspeculanten een
finantiële strop te bezorgen. Op één punt is de strijd
helaas - en niettegenstaande halsstarrig verzet der
linkse partijen - verloren. Ten noordwesten van de
stad, dus juist in de richting, waarin men nu beslist
niet meer wilde bouwen, is het Hiltonhotel verrezen.
Goed, zal men zeggen, één hotel, dat zal toch niet
zoveel moeilijkheden opleveren. Het gaat er alleen
maar om, wat voor hotel. Het Romeinse „Hilton" is
het meest gigantische hotelbedrij f, dat men zich maar
voorstellen kan. Het beslaat een groter oppervlak dan
Sint Pieter, heeft een inhoud van ruim 100.000 m3 en
al is het niet bijzonder hoog, de ligging is dusdanig,
dat er weinig punten in Rome zijn, vanwaar men dit
babylonisch bouwsel niet ziet, Het ligt boven op de
top van de Monte Mario (de hoogste heuvel in de
onmiddellijke nabijheid der stad) een terrein, dat
bestemd was tot een openbaar park te worden inge
richt. Wie van de Pincio, of enig ander hoog punt in
de richting van de Monte Mario kijkt, ziet daar
's avonds, wanneer de lichten ontstoken zijn, iets wat
op een flink dorp of een klein stadje lijkt. Dat is het
Hiltonhotel. De omringende terreinen, eigendom van
de „Immobiliare", zullen in theorie ten dele een park
gaan vormen. Het is mogelijk, maar juist door de