Heemschutberichten 125 Pretparken Ze zijn niet van de lucht, de groot-opgezette plan nen om op allerlei aantrekkelijke punten amuse- men ts- of recreatieparken te stichten. Het is een belangrijke frontsector in de strijd die Drs R. J. de Wit in „Natuur en Landschap" 1963 nr. 1 signaleer de in het artikel „Touwtrekken om de recreatie". De schrijver wijst er op dat natuurbescherming en recreatie van oudsher een bondgenootschap vormen; het zijn de natuurbeschermers geweest die het eerst belangstelling toonden en wekten voor de waarde van het in de ongerepte natuur verkeren. In dit bondgenootschap trachten sommigen thans een wig te drijven, getuige het in dit artikel opge nomen citaat uit het Tijdschrift der Nederlandsche Heidemaatschappij (zomer 1962): „In een demo cratische welvaartstaat speelt het getal een grote rol. Ook bij de recreatie zal in sterke mate rekening moeten worden gehouden met de wensen van het grote publiek. Het is daarom niet juist dat de over heid ten behoeve van enkelen een wild en eenzaam gebied in stand houdt als velen bij cultivering en ontsluiting gebaat blijken te zijn." Terecht wijst de schrijver op het a-culturele karakter van deze waardebepaling naar bezoekersaantallen: men zou met hetzelfde argument de subsidies aan het Con certgebouworkest en de Nederlandse Opera kunnen aanvechten! Hij vervolgt dan: „wij kunnen een gevoel van ergernis niet onderdrukken wanneer wij zien dat allerlei landbouwautoriteiten en cultuur technici plotseling de recreatie als een belangrijke factor in onze maatschappij ontdekken en dan pre tenderen de recreatiebelangen beter te kunnen die nen dan diegenen, die dezelfde recreatiebelangen tientallen jaren in een moeilijk gevecht tegen de aanslagen van de landbouwers, die toen nog alleen maar aan ontginnen dachten, hebben verdedigd. Zou dit misschien ook iets te maken hebben met het feit dat inmiddels in brede kring weerstanden groeien tegen een cultuurtechnisch beleid, dat in veel gevallen leidt tot vergroting van de melkplas, hetgeen economisch als een volkomen achterhaalde zaak moet worden beschouwd? Met andere woorden: raken de ontginners hun arbeidsveld kwijt en wil len zij nu overschakelen op de recreatie waar „brood in zit", daarbij de natuurbeschermers als lastige spelbrekers opzijschuiven?" Wij hebben wel de indruk dat Drs de Wit met zijn ironische vraag de spijker op de kop slaat. Er moe ten recreatieruimten komen waar veel mensen hun vrije tijd in de openlucht kunnen doorbrengen, op niet te grote afstand van de grote steden. Maar laat het vooral de overheid zijn die in overleg met de natuurbescherming het beleid bepaalt, en niet de genen die „baat hebben bij cultivering en ontslui ting van wilde en eenzame gebieden"! Er wordt door deze gretige recreatiebevorderaars wat minachtend gepraat over de „stiltezoekers". Hoe het moet wijst de aanleg van het Amsterdamse Bos, waar de at tracties voor een talrijk publiek dat ook buiten gezelligheid zoekt bijeen liggen dicht bij de in gang, maar verderop de eenzaamheid te vinden is. Allerminst gerust is echter het bestuur van de Bond Heemschut over de in de pers verschenen berichten dat er plannen worden gemaakt om op een nog gaaf landelijk gebied aan de Amstel, tegen over het buiten „Amstelrust", een groot amuse mentspark te stichten, en om langs de onbebouwde oevers van de Westeinderplassen een niet minder grootscheeps recreatiecentrum tot stand te brengen. Zeker zullen de initiatiefnemers wel baat zien in cle cultivering van deze „eenzame gebieden", maar Heemschut heeft aan B. en W. van Amsterdam en van Aalsmeer verzocht aan dergelijke projecten geen medewerking te willen verlenen. Haarlem, het Begijnhof In het structuurplan van de gemeente Haarlem, dat in ons maartnummer van deze jaargang met grote waardering werd vermeld, is een van de belangrijk ste elementen dat bepaalde vervallen binnenstads: buurten, die toch historisch en architectonisch van groot belang zijn, tot revalidatiegebieden worden verklaard, gebieden dus waar een stelselmatig her stelbeleid gevoerd zal worden met behoud van de waardevolle bouwkundige en stedebouwkundige elementen. Het bestuur van de Bond Heemschut heeft in dit verband zijn instemming betuigd aan B. en W. van Haarlem over de aankoop door de gemeente van het perceel Lange Begijnestraat, hoek Begijnhof. Het pand is door brand beschadigd, maar niet zo ernstig, dat restauratie op die grond onmo gelijk zou zijn, en het ligt op een plaats, tegenover de hoofdingang van de Waalse Kerk, die in de toe komst als de buurt weer gaat opleven, van het groot ste belang zal zijn. Heemschut heeft daarom aan B. en W. verzocht de restauratie van dit huis te willen bevorderen. Abcoude, dorpskern Liet uitbreidingsplan voor de dorpskern van Ab coude is al sinds jaren een geregeld weerkerend onderwerp in deze rubriek. Het was al een grote verbetering toen de gemeenteraad besloot de aan vankelijk geprojecteerde brug over de Angstel, die de verlengde Torenlaan via een doorbraak met het Kerkplein zou verbinden, te laten vervallen. De herziening van het plan hield echter onvoldoende rekening met dit raadsbesluit: de verlenging van de Torenlaan met het daarbij ontworpen parkeer terrein bleven gehandhaafd, nu zonder aansluiting. Dit had een uit verkeersoogpunt onbegrijpelijke en onlogische oplossing ten gevolge, terwijl bovendien het plan van de brug met de doorbraak als dreiging op de achtergrond bleef. Het bestuur van de Bond Heemschut heeft daarom

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1963 | | pagina 15