Mei een sierlijke boog overspant de nieuwe Utrechtse brug de Amstel: in deze omgeving zou parkeerruimte geschapen moeten worden. te zijn: zij worden zo niet geheel gevormd dan toch aaneengekit door een collectief slecht humeur over de chaotische toestand op de weg. Gedreven door dit humeur tracht ieder, hoewel wetend de algemene situatie zodoende te verergeren, toch voor zich het onderste uit de kan te halen aan rij- en parkeerfaci- liteiten. In één opzicht zijn alle geërgerde automobi listen het evenwel eens: het is de schuld van de over heid, die niets, maar dan ook niets doet. Tegen humeuren valt niet te redeneren. Het enige wat helpt is tonen dat de overheid, i.c. het gemeente bestuur, geen middel onbeproefd laat om verbeterin gen tot stand te brengen. Het humeurige publiek geeft niet veel voor verre toekomstplannen, al zijn deze nog zo juist, het wenst tastbare bewijzen dat de open bare diensten het mogelijke doen. In dit opzicht kan het openen van enkele openbare vervoerslijnen te water, al is hun capaciteit en hun frequentie in het eerste experimentele stadium nog niet groot, van uit zonderlijk belang zijn. Het kan door zijn nieuwheid een stoot geven om bij vele automobilisten de bereid heid wakker te maken buiten het centrum te parke ren mits daarvoor, in onmiddellijk verband met de veerdiensten, ruimte beschikbaar is. Het terrein aan de Jan van Galenstraat is, komend uit Haarlem of den Haag, gemakkelijk te bereiken. Voor de invalswegen uit het Gooi en uit de richting Utrecht zou, in deze gedachtengang, een opvangende parkeerruimte, hetzij als terrein, hetzij als parkeer garage, tot stand gebracht moeten worden in de om geving van resp. de Duivendrechtsekade en de U- trechtsebrug. Vandaar kan een veerdienst de Amstel volgen en om de middeleeuwse stad heenvaren door Zwanenburgwal, Oude Schans, Waalseilandsgracht, open Havenfront en Singel. Ook dat zal nauwelijks meer tijd kosten dan men anders op de weg met stoplichten, opstoppingen en zoeken naar een plaats kwijt is; in plaats van erger nis beleeft de forens echter een bijzonder plezierig kwartier op het water. Deze suggesties pretenderen, zoals gezegd, allerminst gebruiksklare projecten te zijn. Er zullen gegevens nodig zijn over de bereikbare vervoerscapaciteit in verhouding tot de investeringen, er zullen kostenbe rekeningen en rendementsramingen gemaakt moeten worden voor een op bescheiden schaal genomen proefkan uitgroeien tot een nieuwe attractie van Am sterdam: per boot naar zijn werk gaan of gaan winkelen. Een „oplossing van het verkeersprobleem" zal op deze wijze uiteraard niet verkregen worden, maar een aan zienlijke verlichting zou het wel kunnen betekenen, een verlichting bovenal waarvan de propagandistische uitwerking om van het particuliere naar het openbare vervoersmiddel over te stappen wellicht belangrijker nog kan zijn dan het aantal vervoerde passagiers. Amsterdam, zo is in de laatste jaren gebleken, wordt een der grote toeristensteden van Europa. Het aan deel dat de rondvaartrederijen hierin hebben is niet gering. Men ziet de stad vanaf het water nu eenmaal beter dan door een tram-, bus-, of autoraampje. En waarom zou dit genoegen gereserveerd moeten worden voor vakantiegangers GEURT BRINKGREVE

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1962 | | pagina 40