107
De grachten weerspiegelen glimmende autoneuzen, maar worden, behalve door rondvaartboten, niet gebruikt. (Keizersgracht).
lijndiensten te vestigen, een douanekantoor, gemak
kelijk contact met de zeeschepen tot stand te brengen,
aansluiting op de spoorwegen, depóts van verladers,
parkeergelegenheid gedurende het weekeinde, hotel-
en restaurantaccomodatie voor chauffeurs, een repa
ratieinrichting en een aansluiting op de binnen
scheepvaart. Bij de behandeling in de raad werd op
gemerkt dat het moment waarop dit centrum in ge
bruik zal worden genomen vermoedelijk in 1964
tevens het moment is om een eind te maken aan de
overlast en de schade die de zware vrachtauto's aan
richten aan stoepen, pothuizen en bovenal de fun
deringen van de oude stad. Met het oog hierop moet
tijdens de verwachte voorbereiding van het bode
centrum een regeling ontworpen worden van maxi
mum lengte-, breedte-, en gewichtsbepaling voor
vrachtauto's. Namens B. en W. werd toegezegd dit te
zullen overwegen „omdat het eigenlijk een vanzelf
sprekend sluitstuk is van het voorstel dat thans ter
tafel ligt."
Tegen deze achtergrond bezien is het aannemelijk dat
de expeditiebedrijven, wanneer het vrachtvervoer per
as aan beperkende maatregelen onderworpen woidt
en een moderne overlaadgelegenheid ter beschikking
staat, ook het „natte" transport weer zullen inscha
kelen waar zulks mogelijk is.
Belangrijker echter zijn de mogelijkheden voor het
passagiersvervoer, maar op dit punt is de belangstel
ling nog geringer en nog minder verklaarbaar. De
overlast door het vrachtvervoer kan immers altijd
nog verdedigd worden met een beroep op de noodzaak
de binnenstadbedrijven te bedienen. De 5000 lang-
parkeerders daarentegen die tijdens het ochtendspits
uur een plaats innemen en deze tijdens de avondspits
verlaten, kunnen een dergelijk argument niet aan
voeren. Hun zelfzuchtig weggebruik zal in het alge
meen belang beknot moeten worden. Bij elk voorstel
ter beperking van de parkeerduur hoort men echter
de tot het gemeentebestuur gerichte tegeneis: zorgt
gij dan voor vervangende parkeergelegenheid buiten
het centrum en voor goed openbaar vervoer naar de
binnenstad.
In 1960 verscheen een interim-nota van de commissie
Verkeer en Vervoer over de „grondslagen voor het
verkeer- en vervoersplan van de toekomstige agglo
meratie Amsterdam", een gedegen stuk werk dat aan