Homo Sapiens
104
de hoogverheven behuizingen kennis te nemen. Dit
klemt te meer omdat in een stad de parken en singels
de weinige rustige plekken plegen te zijn waar men
de bebouwing nog enigszins kan ontvluchten en door
de natuur de seizoenen kan beleven.
Evenmin is het plezierig wanneer iemand door het
uitbreidingsplan, waarin hij destijds zijn huis bouwde,
de zekerheid meende te hebben om van een rustige
woning met een eigen tuin te kunnen genieten, onge
stoord door de inkijk van vele buren. Het Burgeilijk
Wetboek heeft deze rechten niet voor niets beschermd
door onnodige inkijk tot het vrije erf te verbieden. Al is
deze bescherming op het ogenblik maar matig, vast
staat dat de wetgever waarde heeft toegekend aan de
„privacy", en het zal zeker nodig zijn de desbetref
fende rechten sterker te bevestigen tegen de allerwege
oprijzende bedreiging.
Iemand die aan de voet van zo'n hoog gebouw een
woning met een tuin heeft kan er praktisch niet meer
rustig in verblijven, en ziet zijn eigendom sterk in
waarde verminderen. Men zou met recht kunnen be
weren dat de oprichting van het hoge gebouw een her
ziening van het uitbreidingsplan vereist. Formeel is
dit echter niet eens altijd nodig: in bestaande kernen
kunnen Burgemeester en Wethouders vaak onthef
fing verlenen van de in de Bouwverordening vastge
stelde maximum-hoogten. Als er wel een herziening
van het uitbreidingsplan plaats vindt, kunnen be
zwaarschriften terzake nog altijd worden verworpen.
De praktijk wijst uit dat het zelfs niet denkbeeldig is
om maar vast vooruitlopend op de procedure
met de bouw te beginnen en de omgeving voor het over
stelpende fait accompli te plaatsen.
Het zou m.i. juist zijn wanneer degenen die zo'n to
renflat voor woon- of kantoorgebruik willen oprichten,
de gemeenschap evenveel onbebouwd terrein ter be
schikking zouden moeten stellen als het aantal flats
dat het gebouw telt, vermenigvuldigd met het aantal
vierkante meters van de gemiddelde grootte der om
liggende erven. Zolang het erf van een dergelijk flat
gebouw kleiner is dan het hierboven genoemde opper
vlak, parasiteert men op het groen van de gemeenschap.
Tot besluit nog het volgende. Denken degenen die
plannen voor hoge flatgebouwen maken of hieraan
in een ambtelijke functie meewerken er wel aan dat zij
veel van het omringende letterlijk en figuurlijk in de
schaduw stellen? Denken zij wel eens aan de foto
van iemand die zijn hand of voet naar de camera
uitstak Zou het dan wel eens bij hen zijn opgekomen
dat torenflats met als achtergrond een fraai stadsbeeld
hetzelfde vertekenende, proporties-verstorende effect
hehben C. W. SCHALING.
Op school leerden wij dat de mens, ter onderscheiding van
de andere primates, de soortnaam droeg van „homo sapiens
de wijze of denkende mens, een eretitel die ons toen reeds
nogal hooggegrepen voorkwam. De economen gingen bij
hun beschouwingen uit van de „homo economicus", de mens
die zich in zijn deen en laten zuiver op het geldelijk voordeel
richt, als de kompasnaald naar het noorden. Een bekend
boek over het spel-element in onze cultuur is getiteld „homo
ludens", de spelende mens. De geschiedenis der mensheid
laat men ook wel. beginnen op het moment dat de primitieve
mens zijn eerste gereedschap maakte, en „homo faber" werd.
Een vergelijking van de verschillende definities vestigt wel
de mening dat in de huidige samenleving de homo ludens,
de homo faber en de homo economicus in onderlinge afwisse
ling de dienst uitmaken, maar dat de homo sapiens aan de
kant gezet wordt. De enorme prestaties van onze tijd liggen
op het terrein van toegepaste natuurwetenschap en techniek:
nooit werden zulke vernuftige machines en verfijnde instru
menten vervaardigd, de homo faber van nu overtreft al zijn
voorgangers.
Het woord van de homo economicus heeft groter gezag dan
ooit te voren\ moet er een overheidsmaatregel gemotiveerd
worden op welk gebied dan ook, dan dient men te bewijzen
dat de zaak economisch verantwoord is. Staatsie en schoon
heid wegen niet zwaar meer, doch public relations en publi
citeit mogen wat kosten, dat brengt zijn geld op.
echter het sluitingsuur van kantoren en fabrieken geslagen
heeft, neemt de homo ludens het stuur over. Hij heerst over
sportterreinen en vakantieoorden, hij besteedt de steeds over
vloediger wordende vrije tijd door te ontspannen wat de homo
faber en de homo economicus aan inspanning hadden moeten
opbrengen.
Het is een eigenschap van de mens als homo faber, homo
economicus en als homo ludens, dus als vakspecialist, als
geldverdiener en als speler, om geen inmenging ,of beperking
te aanvaarden. Men wil hogerop-, hoger inkomen, betere
prestatie, meer comfort, uitbundiger amusement^.
Men wil eigenlijk geen homo sapiens zijn, want nadenken
over de wereld om zich heen en de plaats die men daar zelf
in heeft, betekent een gevoel laten opkomen voor de betrekke
lijkheid van alle jacht naar gewin en vermaak en inzien dat
er belangrijker waarden in het leven zijn.
Daar ligt de wortel van de vele misverstanden waarlegen
de Bond Heemschut onverdroten optornt. Wel verre van de
pretentie de wijsheid in pacht te hebben trachten toch de
mensen die zich hiermee bezighouden begrip te wekken voor
zaken waar zij geen baat bij hebben, die in 'vele gevallen
niet op hun vakterrein liggen en hun geen ontspanning maar
veel inspanning opleveren. De Heemschutgedachte is in
ieder geval een appèl aan de homo sapiens. G. B.
De Leidsegracht, een der fraaiste van Amsterdam, mede door de prach
tige bomen, zou ook als waterweg weer goede diensten kunnen bewijzen.