rrf 101 men zich daarbij laat leiden door een in eeuwen niet zonder zin gegroeide traditie. Wanneer, in Zwolle zowel als elders, de stedelijke be planting sinds haar ontstaan, een duidelijke, logische, uit deze traditie voortkomende structuur heeft ver toond, dan zou het van weinig inzicht getuigen de vroegere ervaringen te laten voor wat ze zijn en niet te overwegen op welke wijze onze tijd daarbij kan aanknopen. Wanneer, tussen nieuwe woonblokken een sierlijke plantsoenachtige beplanting wordt geprojecteerd, dan achten wij dit nuttig. Want men moet kunnen expe rimenteren met verschillende vormen van tuinarchi tectuur en waar zou dit beter kunnen plaatsvinden dan in de nieuwe stadsuitbreidingen Maar wanneer deze plantsoenachtige tuinarchitectuur zich voortzet op de belangrijke verbindingswegen en zelfs de hoofdwegen naar de binnenstad dit stempel gaan dragen, dan achten wij dit zeker aanvechtbaar! Allereerst, omdat daarbij afgeweken wordt van een zinvolle ontwikke ling, maar ook omdat ons dit aesthetisch onbevredigend lijkt. Immers, „vrije" beplantingen kunnen pas boei end worden in wisselwerking met een strakke beplan ting van groter allure. Wanneer echter de nieuwe be plantingen alle min of meer hetzelfde plantsoenachtige karakter hebben, zonder markante herkenningspunten in de vorm van groot, aanééngesloten geboomte, dan zal het geheel een vrij monotoon beeld gaan vertonen. Een beplantingsplan. De wijze van beplanten, die gedurende een lange ont wikkeling kenmerkend is geworden voor het stedelijk geboomte, zal het uitgangspunt moeten zijn, zowel voor het vervangen als voor het uitbreiden van dit geboomte. Men zal ook in de nieuwe wijken de lessen, die de oude stad ons leren kan, niet mogen vergeten. Want alleen zó zal het mogelijk worden, dat ook in nieuwe stadswijken duidelijk een grote lijn te ontdekken valt. Zo wordt het mogelijk door op elkaar aansluitende beplantingen van bomen de noodzakelijke verbinden de schakels tot stand te brengen tussen de oude stad en de nieuwere wijken. De homogeniteit van het stadsbeeld als geheel, zal men door een dergelijke be planting aanzienlijk kunnen vei sterken. In grote lijnen zal daarom voor elke stad een beplantingsplan opgesteld dienen te worden, dat getuigt van inzicht in en kennis van de oorspronkelijke beplanting, zoals deze, samen met de architectuur, de stad een eigen gezicht gaf. Deze kennis behoort o.i. minstens evenzeer tot de des kundigheid der Plantsoenendiensten als de weten schap, hoe men moet snoeien, planten of verpoten. Het hier genoemde uitgangspunt zal de basis dienen te zijn voor alle beplantingsplannen. Mist men een dergelijke basis, dan zal het karakter van de stedelijke beplanting wisselen met de persoonlijke inzichten van de toevallig aan het bewind zijnde directeur van de Plantsoenendienst, met alle gevolgen van dien voor de homogeniteit van het stadsbeeld. Ook hier geldt, dat persoonlijke voorkeuren nimmer een vruchtbare norm kunnen zijn. Het is een vergissing, te menen dat de wijze waarop de stad beplant wordt, slechts „een kwestie van smaak" is. Enkele praktische punten. Wanneer, op bovengenoemde basis, een stedelijk be plantingsplan bestaat en ook inderdaad uitgevoerd wordt, zal veel onrust onder de bevolking voorkomen kunnen worden. De geïnteresseerde stadgenoot weet dan immers, dat verdwijnend geboomte op gelijk waardige wijze vervangen zal worden. Acties voor be houd van aftandse, half-dode bomen, zoals hier en daar voorkomen, kunnen dan terecht Veroordeeld worden als uitingen van valse romantiek. Ze worden echter begrijpelijk, wanneer er geen enkele zekerheid bestaat of en hoe het verdwijnend geboomte vervangen zal worden. Wanneer een vereniging (zoals de onze) waakt voor het handhaven van het karakter van de stad, dan is het in de eerste plaats van belang, dat gezonde inzichten in zo breed mogelijke kring ingang vinden. Zolang dit gezonde inzicht ontbreekt, zullen steeds weer nieuwe teleurstellingen volgen, ook al slaagt men er soms eens in een mooie boomgroep, die bedreigd werd, te behouden. Een goed beplantingsplan zal ook inhouden, dat tijdig wordt voorzien in vervangend geboomte. Wanneer bijvoorbeeld een oude aanplant dusdanige tekenen van verval begint te vei tonen, dat aan rooien gedacht moet worden, dan zal een goed beplantingsplan het voordeel hebben dat reeds 8 jaren voordat het be sluit tot kappen wordt uitgevoerd, op de kwekerij Het Rode Torenplein te 'wolleDoor de grillige plattegrond en de slechts gedeeltelijke bebouwing was deze ruimte zeer onoverzichtelijk. Door de Dienst Openbare Werken^wolle werd daarom een beplanting ontworpendie het plein een duidelijke begrenzing geeft. Een beplanting als deze getuigt van juist inzicht in de functie van geboomte in het stadsbeeld.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1962 | | pagina 31