P Ni ±1:925 10.0 Wie de oude boomaanplant aandachtig beschouwt, zal ontdekken, dat deze een duidelijk rationeel karakter had. De bomen werden in rijen geplant en ze mar keerden effectief de begrenzing van een plein of de loop van een weg. Men krijgt zelfs de indruk, dat de beplanting bewust gebruikt werd om de stedebouw- kundige structuur van de stad te accentueren. Zo werden de belangrijkste toegangswegen (in tegenstelling tot gewone wegen) met dubbele en zelfs vierdubbele bomenrijen beplant. De grachtengordel, die zich in een ster-vorm om de stad slingerc, zou zonder bomen slechts „water" zijn. Maar nu, met strakke, aanéénge sloten bomenrijen werd het markante, typische verloop van de gracht zichtbaar. Omdat de bomenrijen de bochten in de gracht nauwgezet volgden, kon men het verloop van het water overzien. Het beeld werd des te boeiender, wanneer zoals in Zwolle het ge boomte aan de overzijde minder strak, in groepen gesitueerd was, waardoor een levendige contrastering ontstond. Toegangswegen, gewone wegen, pleinen, singels en bastions, ze kregen alle een beplanting naar de eigen aard van het object. Hoofdzaken werden onderschei den van bijzaken. De gehele boomaanleg was logisch opgezet. Maar juist door deze logische opzet ont stond een geheel van grote schoonheid. Het is eert schoonheid, die voortkwam uit een duidelijke junctie. De situatie in onze tijd. Het is merkwaardig, dat de eenvoudige tuinlieden, die de oude beplantingen ontwierpen, zulk een uitgespro ken gevoel voor monumentaliteit hadden. De beplantingen van onze tijd zijn daarentegen vaak onmiskenbaar romantisch. Wie in ons land om zich heen ziet en opmerkt, hoe er veelal wordt aangeplant, moet wel de indruk krijgen dat een grote visie ont breekt en inplaats daarvan aesthetiserende overwe gingen het uitgangspunt zijn. Treurwilgen en berken zijn zeer in de mode. „Groenvoorziening" betekent lang niet steeds hetzelfde als „boomaanplant". En worden er bomen geplant, dan geschiedt dit dikwijls groepsgewijze, in combinatie met heesters, gazons, kleine sierbomen en vijvers. Wij hebben de indruk, dat deze mode een verre navolging is van de wijze, waarop architecten als Frank Lloyd Wright, Le Corbusier of moderne Skandinaviërs hun gebouwen met groen omringen. Het werk van deze architecten is immers steeds gesitueerd temidden van prachtig, vrij gegroepeerd geboomte, waarbij in de regel een knap gebruik is gemaakt van aanwezige niveauver schillen. Juist door de laatste factor is het resultaat van deze vrije, ruimtelijke beplanting vaak bijzonder fraai. Maar Nederland is een vlak land. Het mist de bergen en de heuvels, die zulke ideale achtergronden zijn voor een dergelijke „ruimtelijke" beplanting. Ons landschap, dat vlak is, zou een onrustig aanzien krijgen, wanneer bomen er slechts groepsgewijze in voorkwamen. Het zijn dan ook de aanééngesloten morkt\ Veer alléé Op deze beide kaartjes ziet men, hoe het reeds ten tijde van Bleau ge- bruikelijke systeem van stadsbeplanting zich in de loop van een drietal eeuwen ontwikkelde tot een logisch, overzichtelijk geheel, waarin de grote lijnen domineren. Plattegrond van Zwolle). bomenrijen, die ons land reliëf geven, die de horizonten een begrenzing geven, die het oog houvast bieden. Ons land, dat niveauverschillen nauwelijks kent, kan zijn bomenrijen niet ontberen. Ze behoeden ons open land voor kaalheid, ze verlenen het landschap de no dige monumentaliteit. Maar tegelijk ook geeft een weg met bomen het gevoel van een sterke intimiteit. De bomenrijen, zo typerend voor ons land, zetten zich voort tot in onze steden. De bomenrij is een on misbaar, oer-Nederlands element! Wanneer men gebruik wil maken van nieuwe in zichten omtrent „vrije" beplanting (en waarom zou men dit niet doen?) dan zal men toch altijd moeten uitgaan van de overweging dat de situa tie in ons land niet dezelfde is als in meer bergachtige gebieden. Men zal elders ontstane inzichten dus op een Nederlandse wijze moeten interpreteren. Wat is logischer, dan dat

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1962 | | pagina 30