Restauratie
van een boerderij
te Hoog Soeren
Brief van een lezer
70
Begin 1959 kocht ik via een advertentie van een make
laar een totaal verwoeste boerderij te Hoog Soeren,
op eigen grond gelegen, aan de zuidhelling van een
dal, als een van de weinige particuliere enclave's in het
omringende Kroondomein.
Behalve het dak en de muren deugde er eigenlijk niets
meer aan het geheel. De bouwstijl en de gevel van deze
na de brand van 1879 opgetrokken boerderij, die ech
ter op dezelfde plek al vele voorgangers had gehad,
waren gaaf. De ruïneuze verwaarlozing door de vorige
eigenaars maakte deze boerderij, juist door de geëxpo
seerde ligging, tot een doorn in het oog van deze omge
ving. Ter correctie van het onderhavige bouwwerk
moesten rondom alle buitenmuren en ramen, die ge
deeltelijk niet meer in stijl waren, worden vernieuwd.
Enkele zolderingen en het grootste gedeelte van de hou
ten vloeren dienden te worden vervangen. De schoor
steen moest worden hersteld en een later aangebrachte
tussenmuur gesloopt, de luiken weer aangebracht, enz.
enz.
Uitdrukkelijk moet hier worden gesteld, dat nergens
het een of ander werd vervangen door een z.g. „meer
waardig substituut", noch iets werd ondernomen, dat
een „verbetering van de bewoning" in de zin der wet
zou kunnen worden genoemd of men zou het vervan
gen van een gedeeltelijke ruïne door een bewoonbaar
huis in de oorspronkelijke stijl een verbetering van de
bewoning moeten noemen.
Groot was mijn verwondering toen bij het indienen van
de belastingopgaven voor de betreffende jaren bleek,
dat de fiscus de gemaakte restauratie onkosten niet af
trekbaar stelde. Zoals ook uit het artikel in het april
nummer van „Heemschut" blijkt, zouden deze kosten
aftrekbaar moeten zijn. Na het indienen van bezwaar
schriften en mondelinge bespreking met de agerende
hoofdinspecteur, waarbij het boven genoemde artikel
ter tafel kwam, werd echter de fiscale aftrek alsnog toe
gestaan, weliswaar met invoering van de figuur van de
z.g. „economische huurwaarde", die natuurlijk een
veelvoud van de wettelijke huurwaarde was.
Op deze wijze dekt de fiscus zich voor het chronisch
„geen bron van inkomsten" zijn van een dergelijk
pand, wat door onderhoudswerkzaamheden en de ge
bruikelijke aftrekposten al gauw het geval zou zijn.
Men kan echter de redelijkheid van deze manoeuvre
niet ontkennen, waar in feite in een dergelijk geval
een waardevermeerdering optreedt, die bij de oor
spronkelijke bestemming nooit zou zijn opgetreden.
Boerderijtje Hoog Soeren 56, r.a de restauratie in de zomer 1959.
Het is toe te juichen, dat de fiscus weliswaar door te
vens het (virtuele) inkomen te doen stijgen en daardoor
de inkomstenbelasting te verhogen, toch mee doet aan
de voor restauratie gemaakte onkosten en zodoende
de mogelijkheid schept pittoreske, voor het landschap
en de recreatie onmisbare en tevens landschap-bepa
lende bebouwingen te redden.
Dr. G. A. Carol
Soes ter berg, 3 juli 1362
Zeer Geachte Redactie,
Kent U niet dal aardige verhaal dat enige jaren geleden in
,,Arts en Auto" stondHet was als volgt: in Chicago zat men
4 jaren geleden met parkeerproblemen in de city. Deskundi
gen verklaarden parkeerruimte voor 1500 auto's nodig te ach
ten.
De bodemgesteldheid maakte het mogelijk deze ruimte onder
gronds te maken', de deskundigen wilden met het oog op de toe
komst de zaak zeer royaal aanpakken.
Resultaat: advies om voor 3000 auto's ondergrondse parkeer
ruimte te scheppen. Ten koste van iets van 4jo miljoen dol
larskwam deze gelegenheid tol stand. Vreugde vanzelf
sprekend', men was nu voor jaren geborgen.
Bij de officiële opening stonden er echter 4§oo auto's voor de
poorten van de nieuwe parkeerplaats Al degenen die vroe
ger in de periferie hadden geparkeerd, wilden nu óók midden
in de stad hun auto kwijt.
Een mogelijk leerzaam en authentiek! verhaal omtrent
het maken van parkeer gelegenheden in binnensteden.
Hoogachtend
A. Th. M. Splinter, arts