Heemschut 1961-1962 50ste jaarverslag van de secretaris teit onzer oude kernen draagt, evenals de individua liteit hunner gebouwen, juist bij tot hun bekoring. Mogen er dan geen universele oplossingen bestaan, wel moet gezocht worden naar algemeen geldende richtlijnen volgens welke de oplossing bewerkstel ligd moet worden. Richtlijnen volgens welke de kern wederom stedebouwkundig en sociologisch ge zond kan worden met behoud van of sterker, dank zij het behoud van haar karakter. Daar het hier om grote belangen gaat, waar het toe komstig beeld van ons land zozeer bij betrokken is het karakterverlies op grote schaal van onze ste den en dorpen zal een onherstelbare verandering van ons culturele milieu veroorzaken heeft het bestuur besloten een afzonderlijke commissie voor de oude kernen in het leven te roepen, teneinde ener zijds een ontmoetings- en contactcentrum te zijn voor diegenen uit onze kring, die met deze proble men te maken hebben, en anderzijds een studiecen trum te vormen om zich te bezinnen op dit vraag stuk en het bestuur van voorlichting en advies te dienen. Deze commissie zal ook in haar studie de vraag moeten betrekken of de mogelijkheden voor een gemeentebestuur om de in een te saneren ge bied te verwerven panden te verkrijgen niet de ra dicale oplossing van sloping in de hand werken, en ook de vraag of de financiële steun van de Rijksover heid aan de gemeenten ten behoeve van sanering van in verval geraakte stadsgedeelten niet de totale amovering bevordert in plaats van een mogelijke re validatie. Het moet toch zo zijn, dat een gemeentebe stuur, vervuld van respect en liefde voor de aan zijn zorg toevertrouwde schoonheid van zijn stad, niet uit juridische of financiële noodzaak de weg van het vandalisme opgedreven wordt. De nieuwe commissie zal zeker niet te klagen heb ben over gebrek aan agendapunten voor haar verga deringen. Van harte hoop ik dat zij met succes werkzaam zal zijn gelijk ik van harte hoop dat wij allen, in staat zullen zijn mede te werken aan de verwezenlijking van het doel van onze Bond: de schoonheid van ons land. Mr. S. P. BARON BENTINCK Hiermede verklaar ik de vijftigste jaarvergadering van de Bond Heemschut voor geopend. Mocht U in dit 50ste jaarverslag een overzicht van vijftig jaren Heemschut verwachten, dan kan ik u meteen geruststellen, dit ligt niet in mijn bedoeling. U kunt een dergelijk overzicht wel tegemoet zien in aantrekkelijke vorm gepresenteerd, rijk geillu- streercl in een gedenkboek, dat dit najaar zal ver schijnen. Niet echter mag ik de gelegenheid laten voorbijgaan heden een vergelijking te treffen met het stichtings jaar van de Bond 1911, toen een bedachtzame, maar verontruste groep Nederlanders, na twee jaar be raadslagen, de Bond Heemschut grondvestte. De doelstelling stond van de aanvang af duidelijk voor ogen: waken voor de schoonheid van Neder land. Misschien heeft men toen wel gehoopt, dat na een halve eeuw de Bond overbodig zou zijn gewor den. Elke toen geuite wens, welhaast elk officieel uitgesproken woord is thans nog actueel. Kennelijk dacht men destijds wel in kleinere een heden: aan het met verminking of sloping bedreigde waardevolle huis, de molen, aan de demping van een gracht, die bijdraagt tot het stads- of dorps- schoon, aan de ontsiering door de welig tierende buitenreclame. Men heeft inderdaad de reclame orgie van die tijd bedwongen, de stoot gegeven tot de oprichting van schoonheids- en welstandsbepalin gen en -commissies. Men 'heeft toeneming van het verkeer en van mechanisatie voorzien en bij voort during tegen excessen waarschuwingen laten horen. Men heeft op het spoedige in werking treden van een Monumentenwet aangedrongen en gehoopt. Maar men heeft in zijn dolste nachtmerries niet kunnen vrezen, dat het gemechaniseerde asverkeer een dusdanig despotisch karakter zou ontwikkelen, dat dorp en stad en land er door geterroriseerd zou den worden, niet kunnen bevroeden, dat men 50 jaar later welhaast gedwee zou accepteren, hoe jaar lijks duizenden slachtoffers in ons midden zouden vallen. Deze ontstellende en verschrikkelijke lijdzaamheid ten aanzien van het verlies aan mensenlevens schijnt ook van invloed te zijn op de lankmoedige houding tegenover de verminking van stads-, dorps en- landschapsschoon. Waarom gaat er geen siddering door onze Kamers en Gemeenteraden en grijpt men niet krachtig en doeltreffend in, om de achterop gebleven wetge ving op orde te stellen, teneinde de veiligheid van mensenlevens en de schoonheid van de door cultuur gerijpte omgeving waarin wij leven te verzekeren? Zijn dit niet eisen van de eerste orde en hoogste waarden? De onverzadigbare moloch, het verkeer, zal doel treffender beteugeld moeten worden, willen wij er niet aan te gronde gaan. Ruimtewet en Woningwet behoeven afgestemd op waarde en betekenis en dus 58

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 8