De Gooise Natuurmonumenten 113 Wie kan nog onbezorgd wandelen over de Gooise heiden en door de Gooise bossen, wie kan nog on bekommerd genieten van het wijde uitzicht over de Gooise meenten De oprukkende gelederen der flat gebouwen, in de kranten geadverteerd „met blijvend vrij uitzicht", moeten ieder mens met verantwoorde lijkheidsbesef tot nadenken stemmen. In Drenthe zegt men, dat deze provincie tegenwoor dig in een „stroomversnelling" is geraakt. In het Gooi begon die stroomversnelling al in 1874, toen de spoorlijn van Amsterdam naar Amersfoort werd aan gelegd, enkele jaren later gevolgd door de Gooise Stoomtram. Het landelijke, schilderachtige, maar ook armoedige Gooi, zoals Mauve dat op zijn doeken heeft vastgelegd, kwam niet alleen in een stroomversnelling, maar werd zelfs overspoeld door een vloedgolf. Een vloedgolf van Amsterdammers, die buiten wilden wonen. Een vloedgolf van huizen en huisjes, van grote en kleine villa's, van mooie en lelijke bouwsels. Het werd een paradijs voor makelaars, architecten en grondspeculanten. Dat die vloedgolf niet alles weg vaagde; dat de natuur, waarom het Gooi zo gezocht werd, niet volkomen werd versnipperd en geschonden, was allereerst te danken aan een eeuwenoud instituut: Stad en Land van Gooiland. Deze Vereniging bleef de meenten en heidevelden in handen houden, die daardoor voor bebouwing gespaard bleven en de open ruimten vormen, die wij nu van zo grote waarde achten. Nog meer zekerheid scheen verkregen, toen in 1932 de heiden in handen kwamen van de Slich ting Goois Natuurreservaatdie ook belangrijke bos- complexen wist te verwerven. De bedoeling was een blijvend halt toe te roepen aan de opmars der bebouwing en de heiden en bossen van het Gooi als een natuurgebied van onschatbare waarde blijvend voor het nageslacht te bewaren. De vraag of dit zal lukken is helaas actueel, gelijk men elders in dit nummer kan lezen. Wie het trotse bezit van de Stich ting aanschouwt en denkt aan het pionierswerk, hier toe door Mr. P. G. van Tienhoven en anderen ver richt, en aan de haast eindeloze moeilijkheden, die voor de aankoop overwonnen moesten worden, kan alleen zeggen: het móet lukken! Wat 28 jaar geleden door een grote, eendrachtige krachtsinspanning van de Provincie, de stad Amsterdam en de vijf Gooise ge meenten tot stand kwam, moet in de komende jaren door een hernieuwde gemeenschappelijke inspanning voor de tweede maal gered worden. Thans strekt het reservaat zich uit over ruim 1900 ha, verdeeld over ongeveer 8 grotere en kleinere com plexen van de Hollandsche Rading in het zuiden tot aan de kust van het IJsselmeer in het noorden. Onge veer tweederde hiervan bestaat uit heidevelden en de rest is voor het overgrote deel opgaand bos of hakhout. De grote centrale heide vormt de bufferzone tussen Bussum, Hilversum en Laren. Hier bevindt zich, nabij het St. Janskerkhof, sinds 1954 de schaapskooi, van waaruit de kudde van het Gooireservaat de heide optrekt. De grazende heideschapen van het Drenthse en Veluwse ras vormen waardevolle bondgenoten tegen de plaag van de vliegdennen. Het tweede grote heidecomplex ligt tussen Naarden, Huizen en Blaricum. Het wordt aan de westzijde begrensd door de bossen van Bikbergen en Oud-Crailo, die ook tot het reservaat behoren. Een derde belangrijk heidegebied is de Hoorneboegse heide ten zuiden van Hilversum, helaas steeds meer door bebouwing ingesloten. Ten zuidoosten van Hilversum bezit de stichting nog belangrijke boscomplexen, waartussen het Hilversumse Wasmeer is gelegen, een mooie, voed- selarme heideplas. Het Laarder Wasmeer, vlak ten oosten van Hilversum gelegen, heeft door de toe voer van Hilversums (gezuiverd) rioolwater zijn oor spronkelijke karakter verloren, maar heeft zich anderzijds tot een buitengewoon rijk vogelgebied ontwikkeld. Gelukkig kent het Gooi behalve het Gooireservaat nog enkele andere belangrijke natuurmonumenten, al bevinden zij zich ten dele in de randgebieden. Het Naardermeer mag wel het eerst worden genoemd, omdat het het oudste natuurreservaat van Nederland is en zelfs de aanleiding tot de oprichting van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland in 1905. De boze Amsterdamse plannen, die hiertoe de stoot gaven, zullen we ditmaal nu maar eens niet ophalen, maar er liever aan herinne ren, dat nu dagelijks honderden forensende trein- reizgers tijdens een „bliksembezoek" van nauwelijks anderhalve minuut van het Naardermeer kunnen genieten, terwijl vele leden der Vereniging dit per boot op wat rustiger wijze doen. Binnen de bescher mende rand van moerasbos ligt daar het prachtige complex van plassen en van moeraswildernis, waar lepelaars, purperreigers, aalscholvers en zoveel andere vogels ongestoord broeden. Ook bij vele bezoekers uit het buitenland, vooral Engeland, oogst dit reser vaat grote bewondering. De Vereniging heeft nog meer kunnen verrichten aan de rand van het Gooi. Wij spreken nu niet over de Ankeveensche en Kortenhoefsche Plassen, maar speciaal over de prachtige reeks buitenplaatsen van 's-Graveland, die met hun imposant geboomte en hun parkachtig landschap een zeer aparte positie onder het Gooise natuurschoon innemen. Drie ervan, Gooilust (met het Corversbosch)Hilverbeek en Spanderswoucl bevinden zich in de veilige handen van Natuurmonumenten. Ook de gemeenten hebben het hunne bijgedragen tot de bescherming van de Gooise natuur. De Gemeente Bussum heeft de buitenplaatsen Bantam en de Kamp hoeve door aankoop weten te behouden en de Ge meente Hilversum het Spanderswoud. De Staat tenslotte

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1960 | | pagina 11