Heemschut 1959-1960 49ste jaarverslag van de sekretaris 38 De nijpende problemen, waarmee Heemschut in het afgelopen jaar ten aanzien van de bebouwde kommen en in het bijzonder de stads- en dorpskernen gecon fronteerd werd, vallen in grote lijnen in drieën uiteen: 1. de wens tot vernieuwing; 2. de noodzaak tot uitbreiding; 3. respect voor het historisch gegroeide en cultureel belangrijke bestaande. Stuk voor stuk en op zichzelf behoeven dit geen pro blemen te zijn. De wens tot vernieuwing is bijv. voor de eigenaar van een historisch pand in een fraai oud stadsdeel géén probleem. Hij wil een pand naar zijn eigen behoefte en wensen vernieuwen en verbeteren, eventueel van woon- in bedrijfsruimte veranderen, ge bruik makend van de voor zijn doel gunstige ligging van het pand. De noodzaak tot uitbreiding komt vooral voort uit de ongrijpbare en onstuitbare bevolkingsgroei: voor bouwlustigen en bouwondernemers is dit op zichzelf geen probleem, zolang er nog bouwruimte voor handen is. Respect wil iedereen in beginsel wel tonen, zeker zo lang dit niet te zeer met zijn belangen in conflict komt. Moeilijkheden komen pas, als de mate van respect aan de orde komt. Nijpend worden de problemen, wanneer de drie hier voor vermelde elementen in onderling verband wor den gesteld en op langere termijn bekeken. En aange zien regeren nu eenmaal vooruitzien vereist en het onderlinge verband dwingende noodzaak is, zitten wij midden in het probleem. Een nachtmerrie in onze toe komstdromen is de bevolkingsgroei. Veelbetekenend is het, dat de prognose van velen, die zich met dit vraagstuk bezighouden, niet verder gaat dan tot 1970. Het wordt gebiedende eis dit vraagstuk breed en diep aan te vatten, niet enkel om het belang van de schoon heid van dit land maar om der wille van het leven in dit land. Steeds meer wint het inzicht veld, dat ten aan zien van de stads- en dorpskernen respect moet worden getoond. Deze kernen geven een gezicht aan de steden en dorpen; zij vertonen daarvan het karakter, dat niet alleen van vandaag is, maar dat de ontwikkeling van eeuwen weerspiegelt; zij beelden de groei, de historie en het culturele vermogen uit. Geen wonder dan ook, dat spectaculaire ingrepen, zoals die in Alkmaar en Utrecht werden voorgesteld, grote beroering verwekten. Zij toonden onmiskenbaar aan, dat deze aan brede lagen van ons volk niet wel gevallig zijn. Terecht, naar onze mening, kwam in dit verzet tot uiting, dat, ten aanzien van het stadseigene en stedeschoon, onvoldoende respect was getoond door de ontwerpers en voorstellers van deze plannen. Hier kwam de doelstelling van de Bond Heemschut, de strijd die bijna een halve eeuw door de Bond gevoerd wordt, voor het forum van het Nederlandse volk, nl. het waken voor de schoonheid van Nederland en het Nederlandse volk te overtuigen van de noodzakelijk heid mede te werken aan het behoud en de bescher ming van de bestaande schoonheid en het scheppen van nieuwe schoonheid. Wat het scheppen van nieuwe schoonheid betreft, in dit opzicht is de Bond Heemschut bewust het minst actief. Zo vele instanties en beroepsverenigingen hou den zich hiermede bezig, dat onze Bond vooral dan aan de discussie deelneemt, als het behoud van de be staande schoonheid daarbij in het geding is. Het be houd van de bestaande schoonheid (waarvan het werk terrein van de Bond hoofdzakelijk op het gebied van de bouwkunst ligt) is het meest overgelaten aan, laten wij het maar noemen: het onbehagen of welbehagen der goden. En dan denken wij aan de grote goden, maar niet minder aan de vele kleine godjes. Over dit terrein strekt zich een onbevredigende tijdelijke monumenten wet uit, steunend op verouderde, voorlopige monu mentenlijsten, waarbij slechts geput kan worden uit een te schraal monumentenfonds. Lichtpunten zijn thans in deze droeve geschiedenis de bekwaamheid en diligentie van een Rijksmonumentendienst en van enige gemeentelijke monumentendiensten, waarvan nog wel eens in het openbaar verkondigd mag worden hoezeer het ons respect afdwingt, dat met zó geringe middelen zulke sprekende resultaten worden bereikt. Helaas is het aantal resultaten nog te gering, afgemeten naar de reële cultuurschat, die ons monumentenbezit is. Wat in deze zaak nog een rol van belang kan spelen, is het geweten van ons volk, zoals zich dat in de eerste plaats kan uiten in de volksvertegenwoor diging, in Kamers, Provinciale Staten en Gemeen teraden; daarnaast in de publiciteit. Dat geweten aan te wakkeren, daar waar periculum in mora is, dat is de taak van de Bond Heemschut. Hoe deze taak in het afgelopen jaar met onze beperkte mid delen en een klein bureau is verricht moge blijken uit het volgende verslag. Leden Naast de gewone leden van de Bond, waaronder vele instanties en verenigingen die op het gebied van Heemschut werkzaam zijn, thans in totaal 210, is het aantal particuliere personen dat het werk van de Bond steunt voortdurend stijgende. In het afgelopen verslagjaar groeide dit buitengewone le dental van 2047 in mei 1959 tot 2196 op dit moment. Wanneer wij zien dat er met het 40-jarig bestaan van de Bond 731 buitengewone leden waren inge schreven (naast 130 gewone leden) betekent dit een verdrievoudiging sindsdien. Het aantal donateurs bedraagt thans 105. Moge het aanstaande gouden ju-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1960 | | pagina 8