2
Twee nieuwe boerderijen in de traditioneel streekeigen vormen (resp. uit het oosten van het land, en Ontleend aan het artikel door Ir. C.
J. A. Bouma, Rijkslandbouwconsulent voor Boerderijbouw te Wageningen, in „Heemschut"april 1956, blz. 27-34, waarin deze op grond van de
eisen van het bedrijf en onderhoud, voor handhaving van deze vormen pleit zie voor diens adviezen ook „Bouw", 21 november 1959, blz.1353).
en het verzekeren aan de landbouwende bevolking
van een bepaald bestaansminimum, wordt in het 2e
artikel de zorg geëist voor het behoud van schoonheid
en karakter van het cultuurlandschap, als recreatie
gebied voor de stedelijke bevolking, en als object van
cultuurhistorische betekenis. En artikel 6 zegt, dat
waar rationalisatie der bestaande landbouwbedrijven
in de regel niet kan worden tegengehouden op grond
van de belangen van het landschapsschoon, „deze
rationalisatie dan echter dient te worden vastgelegd
in een plan, waarin met alle redelijke wensen op agra
risch èn landschappelijk gebied wordt rekening
gehouden."
De volgende artikelen gaan nader in op de wenselijk
heid van zo'n ontwikkelingsplan en de coördinatie
van de belangen van landbouw en natuurbescher
ming, in een zo vroeg mogelijk stadium, door de
planologische diensten in de provincies en in de ge
meenten, en door de Rijksdienst voor het Nationale
Plan.
Helaas zien wij nu na tien jaren geenszins dat in de
verschillende aan de gang zijnde ruilverkavelingen
en cultuurtechnische werken die gewenste synthese
is bereikt. Duidelijk zijn steeds weer de landschap
pelijke belangen secundair gebleken. Het aspect van
ons platteland verliest dagelijks aan schoonheid. Dit
laatste element speelt echter ook een steeds grotere
economische rol. Dr. Ir. R. van de Waal, hoofd van
het bureau recreatie en natuurbescherming van de
Rijksdienst voor het Nationale plan, schertste onlangs
in Almelo (op de najaarsvergadering van het „Over-
sticht" op 12 december j.1.) dat men soms de vraag
moet stellen: „Zullen we koeien of toeristen houden?"
Onstuitbaar blijkt de ondergang van vele van onze
oude boerderijen, die voor een belangrijk deel de schoon
heid van ons vlakke land bepaalden. Het belang
van behoud van enkele meest representatieve voor
beelden, en van het vastleggen althans in tekening
en foto, van de andere boerderijen, wordt elders in
dit nummer onderstreept.
Nieuwbouw zonder schoonheid
In dit land verrijzen thans steeds meer nieuwe ge
bouwen, die de taak en de functie van de oude boer
derijen beter zullen kunnen vervullen. Dragen zij
echter pok op tenminste gelijkwaardige wijze bij aan
de schoonheid van het landschap? Het is een vraag
die bij de cultuurtechnici en boerderij-architecten
van thans wrevel verwekt. Hij bracht Ir. S. Herweijer,
directeur van de Cultuurtechnische Dienst, tot de
volgende uitspraak in het openbaar: „Belemmerende
bepalingen van Schoonheidscommissies, bouwver
ordeningen e.d. zijn zonder meer funest, ze houden
de ontwikkeling van de landbouw tegen. Deze be
lemmeringen dienen zo snel mogelijk opgeheven te
worden. Rationele en efficiënte gebouwen zijn in
beginsel stijlvol" (verslag van een discussie in het
Bouwcentrum te Rotterdam in de N.R.C. van 17
oktober j.1.) Door het Landbouwschap was in dit
Bouwcentrum in de afgelopen maanden, zoals men
zich zal herinneren, een tentoonstelling onder de
titel „Ook de boerderij verandert" geheel volgens
bovenstaande principes ingericht. Toelichtende ar
tikelen verschenen in „Bouw" van 23 mei 1959, in
een overdruk samengevat. De heer W. van Eyck van
het Landbouwschap schrijft onder de titel: „Wat is
een boerderij zakelijk gebouwencomplex- of land
schapsversiering" (waarbij hij suggereert het laatste
stellig te ontkennen)„Bij de beoordeling van de
gebouwen moet dus allereerst gelet worden op de
doelmatigheid en de bouwkosten; pas daarna komen
de elementen van schoonheid en omgeving in het
geding" (blz. 2). Na enige passages over de onzake
lijke eisen en wensen van welstandscommissies en de
plaatselijke bouwverordeningen die een grote belem
mering vormen, besluit hij met de volgende schoon
heidsfilosofie: „In gemoede: wat treft ons bij een boer
derij in het landschap Het geheel. De gebouwen in
de begroeiing. Nooit het gebouw alleen. Elk nieuw
gebouw is lelijk. Eerst als het omkleed is, Enige