19 twee jaar tijd zakte van 26% op 13%! Toen schakelden zij radicaal over: de volgende modellen waren nog lager en langer dan de concurrenten, vol glimmende orna menten en in drie kleuren gelakt: onmiddellijk steeg de omzet. De „dept-boys" hadden inmiddels uit het onderbewustzijn van duizenden kopers losgepeuterd dat de behoefte de buren te imponeren veruit het sterk ste motief is bij de keuze, dat zuinigheid veel minder telt en betrouwbaarheid pas op de laatste plaats. Marktonderzoek wijst dan ook uit dat kleine wagens vooral gekocht worden door mensen die al een grote en glimmende auto bezitten, zodat hun prestige er niet door lijdt. De autofabrieken hebben nu hun produktie hierop ingesteld en hun advertenties zó geredigeerd dat dit heimelijke verlangen naar opschepperij wordt geprikkeld. Bijzondere aandacht wordt daarbij aan het geluid van het dichtklappende portier besteed, en men kan in „The hidden persuaders" de uitspraak van een manager lezen die bij de introductie van een nieuw model trots vertelde „We've got the finest door slam this year we've ever had a big car sound De reclamemannen hebben nog meer ontdekt. Een psychiatrisch onderzoek wees uit dat een belangrijke drijfveer om telkens na een paar jaar een glimmende nieuwe en sterkere auto te kopen is, dat het de koper een vernieuwd machtsgevoel geeft en een verzekering van zijn mannelijkheid, een emotionele behoefte waar in zijn oude wagen geen bevrediging meer geven kan. Een andere studie kwam tot een overeenkomstig resul taat, dat namelijk een belangrijke functie van de auto is de uitingsmogelijkheid van agressieve neigingen. Ook op deze behoefte speculeert de propaganda. Elders vinden we de uitspraak: „De auto vertelt wie wij zijn en wat we voor ons eigen gevoel graag willen zijn. Het is een rijdend symbool van onze persoonlijk heid en onze positie, de duidelijkste manier die wij hebben om de mensen onze plaats precies mede te delen." Een door alle autofabrikanten naarstig be studeerd rapport is getiteld „Auto's, wat zij voor Amerikanen betekenen." Daarin wordt de sociale symbool-waarde van elk auto type afzonderlijk nagegaan en de manier waarop de verschillende bevolkingsgroepen, onderscheiden naar leeftijd, beroep, inkomen en karakter, in hun auto een expressiemogelijkheid vinden. Een van de meest curieuze varianten is de neiging van hooggeplaatste lieden om onverschillig te doen over hun positie, door zichtbaar minder dure wagens te gebruiken dat zij wel zouden kunnen betalen of door in oudere en wat have loze auto's te rijden. Ieder weet immers toch wie zij zijn en het staat bescheiden. Het zijn nogal merkwaardige zaken die Vance Packard mededeelt over de manier waarop het publiek aangezet wordt tot kopen. Het redelijk overleg over nodig of niet nodig wordt zoveel mogelijk uitge schakeld. Hebzucht, ijdelheid, agressiviteit, gemak zucht en afgunst worden met de meest geraffineerde methoden gestimuleerd tot verhoging van de omzet. Nu willen wij het morele aspect hoe belangrijk het ook is hier buiten beschouwing laten en bovendien in aanmerking nemen dat er aanzienlijke accentverschil len zijn tussen de Amerikaanse en de Europese vormen van snobisme. Het voorbeeld van de kleine wagen wijst dit wel uit. Maar de wetenschappelijke voorbereiding der reclamecampagnes is nu eenmaal nauw met de hedendaagse economie verweven en in dat opzicht liggen de verhoudingen niet zo heel ver uiteen. In ieder geval is ook hier de conclusie gerechtvaardigd dat de „zelfzuchtige personenauto" vele verborgen motoren heeft, die noch met de techniek, noch met de economische noodzaak iets te maken hebben. Dat is een waardevolle wetenschap in de strijd tegen de demp- en doorbraakleuzen. Desnoods kunnen wij ons bij het verlies van sommige culturele waarden neerleggen als het onomstotelijk vaststaat dat het om dwingende economische redenen niet anders kan. Niet echter terwille van even diep verscholen als listig uitgebuite menselijke zwakheden die tegen het alge meen belang ingaan. GEURT BRINKGREVE (vervolg van blz. 17) Kaapstad of Batavia. In het laatste boekje, deel 74, van de Heemschutserie, blz. 134, wijst Ir. H. A. Breuning op het in Oud Batavia spoedig geheel verdwijnen van de topgevels, vermoedelijk onder Chinese invloed, voor brede dakoverstekken. Professor Ozinga stelt met na druk vast dat ook de koloniale bouwkunst in en om Kaapstad met die op Guragao slechts schijnbaar ver want is. Afleiding van gelijksoortige Nederlandse voor beelden geven soms een uiterlijke overeenkomst, de op zet is echter een geheel andere. De plantagehuizen op Cura$ao die aan het eind van het boek worden be sproken, karakteriseert de auteur als zonder verdie pingen gebouwde stadshuizen. Dit soort huizen is op andere Caraïbische eilanden belangrijker. Willemstad bekleedt echter in de Antillen architectonisch een unieke positie. Tegen de nog niet gestuite ontluistering van deze architectuur (men zie b.v. de vergelijkende foto's van de Handelskade) moge de stichting Monu mentenzorg op Curagao met deze inventarisatie in han den, met meer succes kunnen opkomen. De petro leumindustrie heeft hier veel schoonheid doen ver dwijnen. De welvaart die deze bracht strekke zich als nog ten goede uit over de resterende fraaie getuigen van de cultuurgeschiedenis van het eiland. Dit boek zal ook bij velen in het oude moederland het inzicht versterken, dat het hier gaat om „monumen ten", die op dit tropische eiland onze Nederlandse cul tuur in alle eenvoud boeiend vertegenwoordigen. H. R. x) M. D. Ozinga, De monumenten van Curagao in woord en beeld; 442 blz., met registers en Engelse uittreksels; 295 foto's van kaarten en monumenten, evenals de doorsneetekeningen verzorgd door H. van der Wal; uitgegeven door de Stichting Monumenten zorg Cura^ao; Staatsdrukkerij 's-Gravenhage, 1959.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1960 | | pagina 25