De „autocratie" en haar verborgen achtergronden 18 In zijn nieuwjaarsrede zei burgemeester Van Hall dat Amsterdam zich, wat het parkeervraagstuk betreft, in een grensperiode bevindt. Het is nog niet zó erg dat men een parkeerverbod voor de gehele binnenstad zou moeten instellen. Dit zou op het moment nog on nodige schade toebrengen aan vele belangen, doch op den duur zal men hier niet aan kunnen ontkomen. Dit laatste is een opvatting die al sinds jaar en dag door Heemschut is gepropageerd. Het zal over korter of langer tijd (en de schattingen hieromtrent worden steeds korter!) gladweg onmogelijk zijn de groeiende autostroom in onze oude stadskernen vrijelijk toe te laten om te rijden en te parkeren waar dat de auto mobilist het gemakkelijkst uitkomt. Over het tijdstip waarop radicale maatregelen zoals door Mr. van Hall genoemd, noodzakelijk zijn, kan men van mening ver schillen evenals over de methode die daarbij gevolgd moet worden en de opvangmogelijkheden die dan klaar dienen te zijn. In ons oktober nr. 1959 heeft de burge meester van Zandvoort hierover enige zeer concrete gedachten te berde gebracht. De hoofdzaak is echter dat de verantwoordelijke autoriteiten de ernst van de situatie beseffen en het vraagstuk op zijn zakelijke merites gaan bekijken. Dit betekent dat zij een steeds grotere afstand nemen van de onredelijke emoties die het verzet tegen ver keersbeperkende maatregelen in de steden inspireren. Nu moeten wij duidelijk onderstrepen dat de Bond Heemschut, die zich ten doel stelt te waken voor de schoonheid van Nederland, de laatste zal zijn om de waarde van emotionele drijfveren in problemen van stedebouwkundige aard te miskennen. Heemschut spant zich in voor culturele belangen die niet of niet geheel in produktiecijfers uitgedrukt kunnen worden, omdat het deze belangen van hoger orde acht voor de mensen van hu en later dan een tijdelijk economisch voordeel. Dit wil echter niet zeggen dat de strijd voor het behoud van stads- en landschapsschoon onredelijk zou zijn integendeel. Vaak worden de culturele belangen, in groter verband en op langer termijn ge zien, op den duur gesteund door tal van zakelijke argu menten. Dat is met name het geval ten aanzien van Heemschuts onveranderlijk standpunt dat het geen zin heeft fraaie oude stadswijken te doorboren en dus in hun samenhang te vernielen terwille van het ver keer. Dit standpunt werd al vóór de oprichting van onze Bond verdedigd in de legendarische strijd tegen de demping van de Amsterdamse Reguliersgracht. Toen stond economisch inzicht tegen liefde voor het stadsschoon. De naoorlogse verkeersontwikkeling heeft het toenmalige economische inzicht achterhaald en weerlegd. De zakelijke argumentatie van dit moment moet het toen intuitief aangevoelde doelwit van de Heemschutters als juist erkennen. Het vreemde is echter dat onze tegenstanders in deze controverse, die prat gaan op hun nuchter economisch inzicht en alle heemschutterij als romantische senti mentaliteit over oude geveltjes verwerpen, blind zijn voor de sterke irrationele drijfveren van het autoge bruik. Herhaaldelijk is er dit blad op gewezen dat bij de behandeling van de geruchtmakende doorbraak- en dempingsplannen uit de laatste jaren (plan-Kaasjager, Alkmaar, Dordrecht, plan-Feuchtinger e.a.) nooit een bevredigende verklaring gegeven wordt waarom men met zoveel geweld en vernieling de oude stads kernen „open" wil houden voor het autoverkeer. Er worden dan allerlei oppervlakkige leuzen te berde ge bracht; dat het verkeer leven brengt, dat parkeer verboden en dergelijke de economie afsnoeren, dat men de klok niet terug kan draaien en zo meer. Der gelijke slogans kunnen zonder veel moeite ontleed worden in een stukje betrekkelijke waarheid en een groot stuk ontoepasselijke beeldspraak. Daardoor zijn zij echter niet onschadelijk gemaakt. De heftigheid en de hardnekkigheid waarmee deze leuzen worden aan geheven wijzen op een emotionele „lading" die aan de redelijkheid van argument en tegen-argument ont snapt. Toen Ir. W. Valderpoort jaren geleden in zijn boekje „de zelfzuchtige personenauto" wees op het vele on-economische gebruik van auto's; ontmoette hij hevige tegenstand. Stel je voor! De auto, hèt vervoer middel te land van onze tijd, zou niet verantwoord zijn in het gebruik! Weer rijst de vraag: welke zijn toch de verborgen be weegredenen van de autokoper en gebruiker die een zakelijke discussie over het particuliere en het alge mene verkeersbelang en hun eventuele conflictpunten vertroebelen Niet lang geleden verscheen in Amerika „The hidden persuaders" door Vance Packard, een onthullend en in vele opzichten angstwekkend relaas over de methoden der reclajne specialisten om door middel van psycho analytisch onderzoek de beweegredenen te peilen van het koperspubliek. De reclamecampagnes worden dan gericht op deze onderbewuste rancunes en begeerten. In de huidige economie is immers het uitgangspunt van voorziening in redelijke behoeften al ver terug geweken achter de drang om afzet te vinden voor de mateloos groeiende produktie en om dus het publiek te verleiden allerlei zaken te kopen die het niet nodig heeft en die zelfs niet tot hun levensgeluk bijdragen. Packard citeert een reclameman: „wat dit land groot maakt is het scheppen van vragen en verlangens, het wakker roepen van onvoldaanheid met het oude en ouderwetse." Hoe irrationeel deze verlangens zijn ondervond de directie van de Chrysler-fabriek die in 1950, op grond van volkomen heldere technische en economische overwegingen besloot een kleine, stevige, gemakkelijk wendbare wagen op de markt te brengen die in de overladen straten aanmerkelijke rij- en parkeervoordelen zou opleveren. Het resultaat was dat Ghrysler's aandeel van de Amerikaanse automarkt in

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1960 | | pagina 24