De Monumenten van Curagao
in woord en beeld
17
De lezers van dit blad zullen zeker belangstelling heb
ben voor een zojuist bij de Staatsdrukkerij verschenen
publicatie over de architectuur op Cura£ao1). Het
betreft een studie welke Professor Dr. M. D. Ozinga
in opdracht van de stichting Monumentenzorg
Cura^ao heeft samengesteld. Deze behandelt de op
dit eiland ontstane koloniale bouwtrant, welke hoewel
steeds meer aan land en klimaat aangepast, sterk aan
de Nederlandse voorbeelden bleef herinneren. De
vroeger zo talrijke voorbeelden zijn in de laatste decen
niën echter verontrustend snel bezig te verdwijnen,
waarom genoemde stichting het initiatief nam het nu
nog aanwezige te doen inventariseren.
Het is veel meer dan een opsomming hiervan ge
worden, veeleer een bijzonder aantrekkelijk stan
daardwerk, rijk voorzien van prachtig fotomateriaal.
Professor Ozinga zet in zijn werk eerst de historische
achtergrond uiteen. Tijdens de 8 >jarige oorlog werd
Curacao in 1634 veroverd op de Spanjaarden, die het
eiland reeds ruim een eeuw hadden bezet zonder er
belangrijke sporen na te laten, ook niet van de oor-
Willemstad, Bredestraat 15-17
spronkelijke bewoners. Eerst is dan de Nederlandse
vestingbouw het belangrijkste, en aan een complete
rend deskundig onderzoek door kolonel b.d. W. H.
Schukking (eveneens bestuurslid van Heemschut)
zijn de nodige gegevens ontleend. Curacao werd met
zijn natuurlijke haven Willemstad een basis voor de
kaapvaart tegen de Spanjaarden en pleisterplaats voor
onze handelsschepen naar en van Brazilië. Het eiland
is nooit een zelf producerende kolonie geworden, maar
bleef marine- en handelscentrum met een Hollandse
bevolkingskern, waaronder veel Joden. Van dit histo
rische beeld vormt de architectuur de spiegel. Wij zien
hoe de in 1730 gebouwde synagoge geheel is geïnspi
reerd op de 60 jaren eerder door Elias Bouman in
Amsterdam gebouwde Portugese synagoge (enkele
anachronistische steunberen blijken regenpijpen te
zijn). De vesting wordt dan volgebouwd tot Willem
stad (waarschijnlijk genoemd naar stadhouder Willem
II) dat in zijn, hoewel gewitte, stadshuizen direct aan
sluit bij het moederland. Het materiaal: baksteen,
dakpannen (vorm typisch Nederlands) en ijzer moest
ook bijna geheel uit Nederland worden verscheept.
De schrijver wijst er op dat men hier (tot het eind van
de 19e eeuw) nimmer de beschikking had over werke
lijke burgerarchitecten, noch over steen- en beeld
houwers. De koopmanshuizen die hier zonder directe
inmenging van het moederland werden gebouwd,
blijken niettemin bijzonder interessant. De typisch
Nederlandse gesloten 17e eeuwse huizen, met hoge
zadeldaken tussen eenvoudige tuitgevels, blijken in de
18e eeuw bijna alle opzij te zijn uitgebouwd met luchtige
galerijen langs de verschillende verdiepingen. Tege
lijk met het aanbrengen van de „bogtige" nieuwe zij
geveltoppen werden ook veel van de oorspronkelijke
simpele gevels gewijzigd tot die in- en uitzwenkende
silhouetten, welke nu nog aan vele Cura§aose huizen
opvallen. De arcaden van de galerijen rusten op eigen
aardige dikbuikige zuiltjes, waarvan Professor Ozinga
(na vergelijking ook door eigen reizen in de omlig
gende landen) aantoont dat zij volkomen autoch-
thoon zijn. Ook in andere opzichten zijn de contacten
met het omringende Caraïbische gebied, de Ameri
kaanse kust en de Spaanse en Portugese nederzettin
gen nimmer van doorslaggevende betekenis geweest.
De voor Curacao kenmerkende indeling van het koop
manswoonhuis, blijkt te zijn: beneden pakhuis, met
dientengevolge luikachtige pakhuisdeuren dus nooit
een voordeur of monumentale stoep, en de luchtiger
bovenverdiepingen: woonhuis. Deze wijkt dus geheel
af van die in Amsterdam. Het huis in Willemstad
is echter evenzeer verschillend van die in Paramaribo,
vervolg op blz. 19