Het verkeersplan „Feuchtinger" in de Utrechtse Gemeenteraad IN MEMORIAM SIEBE JAN BOUMA 8 Na een tweedaags debat op 17 en 18 dezember 1959 waarin de Utrechtse Gemeenteraad zich ruim 14 uur heeft bezig gehouden met de behandeling van het verkeersplan zoals dit door Prof. Dr. Ir. M. E. Feuch tinger was ontworpen, werd met de stemmenverhou ding 24 tegen 21 een motie van de heren Hessing, Bardet, c.s. aangenomen waarbij B. en W. worden uitgenodigd het gehele vraagstuk van de veranderingen in de stad Utrecht eerst door een onafhankelijk stedebouwkundige te laten bezien. De motie gaat er van uit dat de meerderheid van de Raad de dem ping van de singels zou betreuren maar dat de stede- bouwkundige bij het opzetten van zijn plan met de beginselen van het plan Feuchtinger heeft rekening te houden. B. en W. hadden bij de voorbehandeling reeds de concessie gedaan, dat met de uitvoering van de door Feuchtinger voorgestelde doorbraken in de binnen stad niet zou worden begonnen voordat door een stedebouwkundige een reconstructieplan zou zijn opgemaakt en de Raad dus de gelegenheid zou heb ben zich hierover nader uit te spreken, doch zij hielden vast aan hun voornemen om met het dempen van de singels en vooral met het fraaiste gedeelte daarvan tussen Lucasbrug en Ledig Erf direct te beginnen. Zij toch waren van oordeel dat de stad ziek was door een verkeersoverbelasting, dat deze eerst zou moeten worden gezondgemaakt en dat het stedebouwkundige plan zich bij de dan geschapen toestand zou hebben aan te passen. De meerderheid van de Raad besliste dat het juist omgekeerd zou moeten geschieden en dat B. en W. met de door hen voorgestelde gang van zaken de zaak op zijn kop zouden zetten. De grote weerstand uit de burgerij en ook uit de Raad richtte zich vooral op het feit dat men een dusdanige ernstige wijziging in het aanzien van de oude fraaie stad niet wenste te aanvaarden op het advies van één verkeers- deskundige, hoe deskundig op zijn gebied dan ook, maar dat men deze zaak éérst ook van meer algemeen stedebouwkundig standount wenste te doen beoorde len. Aan die aan te trekken stedebouwkundige dus de taak om te bezien of er nog andere mogelijkheden zijn om tot een gezonde toestand voor de stad Utrecht te komen. Het dreigende gevaar voor een directe vernieling van het historische aanzien van de oude stad is hier mede dus voorlopig gelukkig van de baan. J. B. Wederom betreurt Heemschut het heengaan van een van zijn hoofdbestuursleden: S. J. Bouma, laatstelijk Wetenschappelijk Hoofdambtenaar van het Ministerie van O.K. en W., die op 10 december iggg te 's-Gra- venhage overleed. In 1926 kwam Bouma als jong architect in dienst bij de gemeentewerken van zijn geboortestad Groningen, waar hij o.a. belast was met het welstandstoezicht. Weldra ontwikkelde hij zich tot een kenner van de plattelands cultuur, over welk onderwerp hij lezingen hield en artikelen schreef. In het begin van de oorlog werd hij directeur van het Rijksmuseum voor Volkskunde dat de taak van de Vereniging het Nederlandse Openluchtmuseum had overgenomen. Hier wijdde hij al zijn aandacht aan een verantwoorde herbouw van de voor het museum ver worven objecten van landelijke bouwkunst en begon hij met een uitvoerige documentatie van karakteristieke dorpen en boerderijen. Zijn gezondheidstoestand liet hem niet toe na de oorlog de wederopbouw van het ernstig getroffen museum ter hand te nemen. Tijdens een langdurig ziekteverlof be reidde hij zich voor op een nieuwe taak: de oprichting van een Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. In het augustus nummer ig48 van Heemschut beschreef hij zijn opzet. Een deel van deze plannen, namelijk het binnenmuseum in het complex pakhuizen en woningen tussen Wierdijk en Oosterhavenkade heeft hij kunnen realiseren: het bijbehorende openluchtmuseum kwam helaas niet tot stand. In 1956 aanvaardde Bouma een nieuwe en belangrijke taak: de inventarisatie van de boerderijen die voor be scherming in aanmerking zouden moeten komen. Met grote geestdrift en volharding heeft hij Noordholland geheel, Zuidholland en Utrecht grotendeels geïnventari seerd. Op talloze lezingen wekte hij belangstelling voor de landelijke bouwkunst. Bouma was iemand van grootse ideeën die hij op pakkende wijze wist uit te dragen, bovenal was hij in leven en werk de personi ficatie van de heemschutgedachte.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1960 | | pagina 14