Daagt 't in Dordt?
NOGMAALS
6
oplosbaar probleem geschapen en waarom Het is
niet alleen foeilelijk maar ook zeer onpraktisch en vol
komen onnodig dat dergelijke bouwsels komen te staan
in het hart van een oude stad."
In de duur uitgegeven prospectus van de N.V. Draken-
burgh lezen wij echter: „Daar het gebouw gelegen is
aan de ruime Neude is een grote parkeergelegenheid
voor motorvoertuigen onder handbereik verzekerd."
Wie verzekert dat? Misschien wethouder Mr. Derks,
die zo verontwaardigd was in de raad over het „senti
ment" van de 90 hoogleraren die zich tegen het plan-
Feuchtinger uitspraken? Of wordt hier een „zakelijk"
argument gaargestoofd om straks de heer Feuchtinger
een parkeerplaatsenplan in de Utrechtse binnenstad te
laten ontwerpen, dat dan op „zakelijke" gronden tegen
het „sentiment" verdedigd moet worden Laten wij het
duidelijker formuleren: zolang de N.V. Drakenburgh
de Neude niet voor haar huurders kan afhuren voor
privé-gebruik wat in strijd met de wet zou zijn
zolang is de voorlichting over verzekerde parkeer
gelegenheid een misleidende en onzakelijke voorlich
ting. En dan is een overheidsbeleid dat welbewust in
het hart van de oude stad de parkeerbehoefte enorm
laat groeien, een onzakelijk en onverstandig beleid.
De fout die veertig jaar geleden door de situatie van de
Jaarbeurs werd gemaakt, wordt nu nog eens flink
herhaald. Dezelfde prospectus vermeldt dat de nieuwe
kantorenflat het stadsbeeld van Utrecht aanzienlijk zal
gaan wijzigen en zelfs beheersen, aangezien de grootste
hoogte plm. zestig meter boven de straat gelegen zal
zijn. Deze voorlichting is bepaald niet misleidend. Het
stadsbeeld van de binnenstad, hoe ook verarmd en ge
schonden, wordt nu nog beheerst door de torens van de
Dom, de Buurkerk, de Jacobi, en naar het zuiden, de
Catharijne- de Geerte- en de Klaaskerk, nobele voor
beelden van een grote architectuur. Drakenburgh zal
hoger zijn dan de meeste van deze torens, zich door
zijn massa opdringen naast de Domtoren, en wat er
over is van het eens zo onvergelijkelijk mooie silhouet
doorbreken met een modern zakengezicht: „kijk daar
ben ik, zie je me wel?" Drakenburgh zal zijn schaduw
in overdrachtelijke èn letterlijke zin laten vallen
over de huizen der Utrechtse binnenstad. B. en W. vin
den dat goed: vrijstellingen om af te wijken van de
maximum bouwhoogten worden immers niet door de
raad maar door het college verleend, en de genoemde
prospectus opent met het portret en een citaat uit de
nieuwjaarsrede van burgemeester de Ranitz. B. en W.
van Utrecht voelen niet voor sentimentsoverwegingen
in stedebouwkundige problemen. Dat blijkt. Hun
beleid op dit punt toont even weinig belangstelling
voor culturele ais voor zakelijke overwegingen.
Tolhuis de Bilt
Het Tolhuis in de Bilt, een der zeldzaam wordende
voorbeelden van een bouwtrant die in het midden der
vorige eeuw veel in het Sticht werd toegepast, zal niet
verdwijnen maar verplaatst worden naar de overkant
van de te verbreden weg. De gemeenteraad nam dit
besluit met 11 tegen 7 stemmen, waartoe de adressen
van Heemschut, de ANWB, Oud-Utrecht en andere
verenigingen en particulieren zeker het hunne hebben
bijgedragen. Een woord van erkentelijkheid voor de
aandacht die het gemeentebestuur aan deze aanvanke
lijk verloren schijnende zaak hebben besteed is hier wel
op zijn plaats. G. B.
vervolg van blz. 3)
zelfs van een betere controle door laatstgenoemde
instanties, wie mogelijk ook wel eens terecht starheid
en onredelijke eisen verweten worden, toont de hui
dige boerderijbouwpraktijk duidelijk aan. De aan de
gang zijnde reorganisatie van deze commissie binnen
de Federatie Welstandstoezicht (De Ned. Gemeente,
20 november 1959, blz. 624 e.v.) moge aan de doel
treffendheid van dit werk ten goede komen. Van
andere zijde zou er ook meer begrip moeten komen
en bereidheid tot voorafgaand overleg. Tegenstanders
van het Welstandstoezicht, dat indertijd uit een ini
tiatief van Heemschut is voortgekomen, dienen eerst
met gunstiger voorbeelden aan. te tonen dat deze
instellingen overbodig zijn.
De Bond Heemschut, die zich ook het ijveren voor
het scheppen van nieuwe schoonheid ten doel stelde,
zal waar mogelijk ook op het platteland blijven trach
ten te bevorderen dat werkelijk nieuw landschaps-
schoon wordt opgebouwd, zoals de Contact Commissie
en de georganiseerde landbouw zich in stelling 7
(zie boven) ten doel stelden.
H. ROWAAN
In het artikel „Daagt 't in Dordt?" in ons vorige nummer
werd de noodzaak bepleit de bij het saneringsplan te gebruiken
monumentenkaarten niet te baseren op de voor dit doel onge
schikte en verouderde Voorlopige Lijst, noch op de wat jongere
gemeentelijke lijst, maar op een nieuwe deskundige opneming
van het stadsbeeld, waarin ook de totaliteit der straat- en
grachtwanden tot zijn recht komt.
Een lezer maakte de redactie opmerkzaam op het feit dat een
dergelijke opneming al bestaat. Het vorige jaar zijn in het
Prinsenhof te Delft een reeks kaarten tentoongesteld, waarop
in de laatste jaren door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
al de architectonische elementen die het stadsbeeld bepalen zijn
aangegeven. Ook Dordrecht behoort tot de steden die op deze
wijze in kaart gebracht zijn.
Des te meer verwondering wekt het dat in het besproken artikel
van ir. G. Bijleveld in „Stedebouw-Volkshuisvesting" deze
kaart niet wordt genoemd als uitgangspunt der bij het sa
neringsplan behorende kaarten van monumenten die blijven
en die zullen verdwijnen.