De vesting Hulst en „onderhorigheden" in de geschiedenis 23 Een overzicht van de bouw- en krijgsgeschiedenis van de vesting en de haar onderhorige forten kan hier maar zeer beknopt worden gegeven. De bouw en verdere ontwikkeling moet bij alle ver sterkte steden, die later als frontiervesting in de lands- defensie werden opgenomen, in het verband van de oorlogvoering worden bezien. Alle belangrijke ver beteringen toch waren het gevolg daarvan, i.c. van de verschillende belegeringen of bedreiging daarmee en telkens paste men de nieuwe werken aan bij de stand der vestingbouwkundige wetenschap. Hulst is hiervan een interessant voorbeeld, omdat het tussen de belegeringen van 1596 en 1645 onafgebroken, maar niet onbedreigd, in Spaanse handen is geweest. Voor de gegevens uit dat tijdperk, maar ook van daar vóór en daarna, zijn wij in vele opzichten dank ver schuldigd aan de ijverige nasporingen van wijlen J. Adriaanse, gemeente-archivaris van Hulst en de tegenwoordige beheerder P. J. Brand. Middeleeuwse versterkingen. Hoewel Hulst reeds in 1180 van de graaf van Vlaan deren stadsrechten en tolvrijheid had ontvangen en in 1413 verlof om de stad te ommuren, duurde het nog tot 1460 alvorens de primitieve omwalling en gracht wer den verbeterd, doch slechts door de bouw van vier poorten en enige blokhuizen. Een stadsmuur schijnt nimmer te hebben bestaan, al wordt ook in de stads rekening van 1542/43 gesproken van „mueren vande «veste", waaraan „ghemaetst" (gemetseld) wordt. Wij moeten hierin bekledingsmuren van de wallen zien, die speciaal aan de zijde van het buitenwater voor kwamen en bij de poorten, waarvan in 1506 nog een bijzonder groot en sterk exemplaar, typerend voor de overgang van Middeleeuwen naar Nieuwe geschiede nis, was gebouwd: De Dobbele poort (zie het artikel van de heer Brand in dit nummer). Ontwikkeling in de /6e en eerste helft /ye eeuw. In 1591 veroverde Prins Maurits in vijf dagen de stad op de Spanjaarden. Uit de beschrijving van dat beleg (Journaal van Anthonis Duyck, deel 1, blz. 50-55) en de afbeelding (Orlers, Den Nassauschen Lauren-crans, fol. 83) is vrij goed af te leiden waaruit toen de ver sterkingen van de stad bestonden: behalve de wal, met poorten en torens en de brede gracht, uit 2 of 3 kleine bolwerken ter flankering van de wal en, volgens Duyck: „ten noortwesten een steenen rondeel aen de stadt vast, met een opwerp van aerden daer voor, dienende tot bewaeringe van de Hulster haven, die aldaer in stadt compt". Met dit rondeel is blijkbaar de Dobbele poort bedoeld. Maar bovendien worden door beide schrijvers schansen genoemd, waarvan twee met de namen en „opde Hulster haven verscheyden schant- sen", bijna alle vierkant en gebastionneerd; ze zijn op de plaat bij Orlers te zien. Prins Maurits zal spoedig na het beleg de nog maar zwakke wallen der vesting onderhanden hebben genomen; wij lezen dit in een resolutie van de Staten-Generaal van 21 augustus 1592 (R.G.P. 637-638), maar ook dat men de grotere wer ken voorlopig liet rusten: En zo had Hulst in juli 1596, toen Albertus van Oosten rijk de stad met grote macht aantastte, niet veel meer dan enkele ravelijnen en moest men „seer arbeyden om de wallen te verdicken" (Duyck, ddl 2, blz. 75). Een vermoedelijk wel betrouwbare afbeelding van de vesting tijdens dat beleg, dat na een maand met de overgave eindigde ten koste van zware verliezen, geeft het zeldzame gedenkplaatje dat in het Jaarboek 1932 van de Oudheidkundige kring „De vier Ambachten" bij blz. 55 is gereproduceerd. Ook hierop zijn weer de onderhorige schansen aangegeven, doch veel meer. Uit. de namen zien wij dat toen o.a. reeds bestonden de in 1645 en 1702 vooral bekend geworden forten: Nassau, Moerschans, Beckaf, de Rape, Santberg en Fuentes (later Spinola genoemd). Het is begrijpelijk dat de Spaanse landvoogd, voortdurend in zijn bezit be dreigd, thans vrij spoedig tot een algehele verbetering van de vesting besloot; het stadsarchief bewaart hier van de bewijzen. In zeer sprekende volgorde werden, blijkens de rekeningen van: 1613/14, de contrescarpen „int ronde vande stede be steed"; 1615/16, de vesten verdiept en bruggen verbeterd; 1618/19, twee nieuwe bolwerken aanbesteed; 1619/20, nadat de fortificatiën door Spinola waren ge visiteerd, door de Ontvanger-Generaal van Hare Hoogheden in Vlaanderen en de „Ingeniarissen" Sr. Martin en Lucas Ancre vier nieuwe bolwerken aanbesteed. Over de bouwtijd van de drie overige bastions is in de rekeningen niets te vinden, maar de vermelding in die van 1622/23 van de komst te Hulst van een aantal hoge Spanjaarden met het doel: het beletten van „sur- prinses" van de vijand op de stad, alsmede de aanbie ding, in 1628, door de Antwerpse kunstenaar Cornelis de Vos aan de Magistraat, van zijn schilderij van de De vesting met tinten gedeeltelijk) hij het beleg aan 1645

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 9