gracht niet tot de vestingsteden van Vlaanderen mag ge rekend worden. Dit kan men eerst na 1413, toen de Hulstenaars op hun verzoek van Graaf Jan zonder Vrees toestemming kregen om de stad met muren te omringen, diepe grachten te graven en 4 zware poorten te bouwen. Na voltooiing van deze werken werd Hulst „Onwinbaer" genoemd. Wel een wat al te optimistische betiteling, gezien het feit, dat de Gentenaars kans zagen de stad in 1452 en 1491 vrij gemakkelijk binnen te komen. Bij iedere verovering werd Hulst verwoest en gebrandschat. Philips de Goede zegt hierover in 1453: nostre ville de Hulst ait de nouvelle esté arsé et détruitte tellement qu'il n'j> est demouré aucun édiffice En toch waren voor Hulst de bewogen Ï4e en 15e eeuw de gouden 'eeuwen. Ondanks de zware brandschattingen van de Gentenaars ontwikkelde de stad zich, onder begunstiging vooral van Graaf Lodewijk van Male en van Maximiliaan van Oostenrijk tot een welvarende plaats, die in staat was monumenten te bouwen als de St. Willibrord-basiliek, het stadhuis en vele andere, die thans verdwenen zijn. Van Maximiliaan kreeg Hulst het recht haar stadswapen te dekken met de keizerskroon. In Noord-Nederland kreeg Hulst zijn grootste bekendheid door de 80-jarige oorlog, toen de vesting vele malen werd belegerd en afwisselend in Staatse en Spaanse handen kwam. In 1578 koos de stad de Staatse kant, doch reeds in 1583 bracht Parma Hulst weer onder het Spaanse be wind. Enkele jaren later, in 1591, kreeg Prins Maurits, na een verrassende tocht door de Hollandse en Jeeuwse wateren, de vesting na een kort beleg weer in handen. Voor niet lang echter, want in 1596 bracht Aartshertog Albertus van Oostenrijk Hulst na een vreselijk beleg van 6 weken weer onder de Spaanse Kroon. Door dit beleg was de halve stad verwoest en de vesting geheel vernield en waardeloos geworden. Toen werd ook de monumentale „Dobbele Poort"die nu ontgraven wordt, gedeeltelijk vernield. In 1618 besloot men de overblijfselen van de oude vesting te slopen en een geheel nieuw moderner vestingstelsel op te bouwen. Dit unieke voorbeeld van Oud- Nederlandse vestingbouwkunde bestaat thans nog en om sluit nog vrijwel geheel de stad. Na bijna 50 jaar in Spaanse handen geweest te zijn, bracht Frederik Hendrik in 1645 Hulst voor goed in de Nederlandse gemeenschap. Over de geschiedenis van Hulst na 1645 kunnen we kort zijn. Door de aansluiting bij de Republiek der Verenigde Nederlanden, werd het contact met Vlaanderen verbroken, wat voor de handel en het culturele leven zeer nadelig was. Er stond niet veel tegenover. De banden met Noord- Nederland waren zeer los en veel connecties had men er niet. De stad ging in belangrijkheid zeer achteruit. Tijdens de Spaanse successieoorlog werd Hulst in 1702 belegerd door de Markies de Bedmar. De aanval werd geleid door de beroemde vestingbouwer Maarschalk Vauban. In Hulst bevond zich echter de even beroemde Generaal Baron Menno van Coehoorn, die Vauban ver plichtte met zware verliezen af te trekken. In 1747 werd Hulst weer belegerd en wel door de Maar schalk Hertog de Broglie. De verdediging van de vesting was in handen van Generaal de la Rocque, die ofschoon de stad in dezelfde staat van verdediging was als in 1702, haar zonder veel weerstand te bieden aan de Fransen overgaf. Nog eenmaal hoort men over Hulst als vesting spreken, nl. op 23 october 1794, toen de stad door de Fransen werd opgeëist en bezet. Na de Franse tijd werd, in het begin van de 19e eeuw, Hulst als vestingstad opgeheven en werden de vestingwerken gedeeltelijk geslecht. Tijdens de Belgische opstand namen de Belgen onder Ernest Grégoire, op 21 october 1830 bezit van de stad en bleven er tot 11 januari 1831. De tweede wereldoorlog is niet zonder meer langs Hulst gegaan. Op 17 september 1944, tijdens het bevrijdings offensief van de Polen, werd de toren van de Basiliek ge deeltelijk vernield door granaatvuur. Een veel omstreden moderne spits bekroont nu weer de Gothische St. Willibrord. En thans is Hulst, evenals in vroeger eeuwen toen het om zijn „Ommeganc"zijn geleerden, als een Jansenius, en zijn schilders, waaronder Cornelis en Paul de Vos en de Mostaerts, bekend was, weer een cultureel centrum. De jaarlijks terugkerende academische zittingen in de Burger zaal van het Stadhuis, waar geleerden van naam uit de Nederlandse taalgemeenschap komen spreken en dis cussiëren over „den Vos Reinaerdezijn bekend tot over onze grenzen. Een Reinaertstoet vervangt de „Ommeganc" terwijl de kunstschilders hier gelegenheid krijgen hun werken te tonen. Als verzorgingscentrum en door zijn textielindustrie en handelshuizen beleeft Hulst de laatste 25 jaren een econo mische opbloei. Daartoe draagt ook het toenemende toeris tenverkeer het zijne bij. „Hulst" heeft zijn stekeligheid verloren en zijn grimmige bolwerken herschapen 'in één groot en lommerijk wandel park. De Middeleeuwse refugia, de Gothische St. Willi brord en het Stadhuis, de oude gevels en de typische oude straatjes geven aan Hulst een bijzondere sfeer, die men alleen nog kan vinden in de oude Vlaamse stadjes. Dit alles is de trots van de Hulstenaar en moet een open baring zijn voor de vreemdeling. P. J. BRAND 22

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 8