A 24 POi.\BEB DEN OuLLAERT POLDER J\l&T ZtfJ^\AXOEJiX/iA^ Kromwi U L D E li De vesting Hulst in de 1 He,eeuw vesting (dat nog in het Raadhuis aanwezig is), kunnen worden beschouwd als bewijzen dat omstreeks die jaren de wallengordel van negen grote bastions, waar buiten een brede gracht en een contrescarp of bedekte weg met glacis, geheel voltooid was. Merkwaardig is, dat de wallen blijkbaar niet van onderwallen voorzien waren. De vraag, wanneer de nieuwe ravelijnen zijn aangelegd (de eerder genoemde, uit 1591 en 1596, hebben voor de bastions plaats moeten maken), is niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Als men de beide vestingplans in Blaeu's Stedenatlas van 1649 vergelijkt, waarvan de eerste (op fol. 544) een vrij regelmatige plattegrond aangeeft (waarvan wij betwijfelen of hij ooit bestaan heeft) en de andere (op fol. 553) de, nog bestaande onregelmatige, met bolwerken van verschil lende vorm maar alle toch ongeveer even groot, dan treffen in beide plans de zeer kleine afmetingen van die ravelijnen welke in het eerste plan als inspringende wapenplaatsen in de bedekte weg getekend zijn. In het tweede vestingplan zijn echter de vier noordelijkste ravelijnen reeds uit de bedekte weg losgemaakt en van flanken voorzien; deze situatie, welke tijdens het beleg van 1645 bestond, komt ook op de later te noemen kaart van Santvoort van dat beleg voor en het zijn juist deze 4 welke later vergroot zijn, terwijl op de andere fronten wapenplaatsen bleven bestaan met uit zondering van het ook reeds door een ravelijn gedekte front buiten de Gentse poort. Toen Prins Frederik Hendrik in 1645 na een maand van harde strijd de vesting voor de Republiek her overde, kon zij dus met 9 moderne bastions, 5 rave lijnen, een brede gracht en goed ingerichte contrescarp tot een plaats van belangrijke sterkte worden gerekend. Deze sterkte werd nog vergroot door de ligging der vesting aan brede kreken die west- en oostwaarts in verbinding stonden met de toenmalige zee-armen. In het begin van de 80-jarige oorlog waren hier, evenals elders in Vlaanderen, voor plaatselijke verdediging van het eilandengebied tientallen forten of schansen aangelegd, waarvan enkele, reeds eerder door ons ge noemd, na het beleg van 1645 onderling en met de vesting verbonden werden door twee liniën of retrenchemen- t.en. De oostelijk van de stad gelegen linie, naar de forten Moerschans, de Rape en Sand- berg, was van redans op 250 m of van bastions op 400 m af stand voorzien en bestaat nog nagenoeg geheel, evenals de forten. Hoe deze laatste er in 1645 moet hebben uitgezien blijkt vooral goed uit de afzonderlijke afbeeldingen die men aantreft op de mooie grote gravure die Abraham Santvoort van het beleg maakte. Van het meest bekende fort, de Moerschans, is die afb. op blz. 36 gerepro duceerd; merkwaardig is wel dat zich daarbinnen een stenen verdedigingstoren of reduil heeft bevonden (wat ook bij de forten Nassau, St. Anna en Santberch het geval was) be stemd om de bezetting een laat ste toevluchtsoord maar ook beschutting in het gure jaargetijde te bieden. Wellicht zijn de fundamenten nog aanwezig; wij vonden nl. in het Alg. Rijksarchief (onder de Plans van Gebouwen, H-24; uit c. 1750) een tekening van ,,de Oude Commandeurswoning binnen het fort de Moerschans", bestaande uit een „gewuifde Camer, boven-vertrek, soldering en Dak, met het annexe kruydmagazijntje"; de overwelfde kamer had muren van 5 voet dikte en in 2 der 4 wanden openingen welke aan oude schietgaten doen denken. Het fort Sandberg, dat evenals de Moerschans in de 18e eeuw aan de keelzijde was geslecht, is in 1956 door ingrijpen van Monumentenzorg van verdere sloping gered. Vestinggeschiedenis in de volgende eeuwen eind 1 je, 18e en ige eeuw In het rampjaar 1672 werden de Staten van Zeeland door de Staten-Generaal gemachtigd, de dijken en dammen in Staats-Vlaanderen door te steken; tot mei 1673 lag Hulst geheel te midden van de golven en bleef daardoor voor een beleg bewaard. De vestingwerken waren toen vermoedelijk nog dezelfde als in 1645; de vergroting van de ravelijnen en wat daarmee samen hing zal eerst in de loop van de 18e eeuw tot stand zijn gekomen. Toch is op andere wijze de vesting al eerder verbeterd, n.1. in en kórt vóór het tijdvak dat de grote vestingbouwmeëster Menno, baron van Coehoorn gouverneur van Staats-Vlaanderen was (van 22 juni 1701 tot zijn dood in 1704) en te Hulst woonde. Reeds in 1698 adviseerde hij, de, indijking van het Hulster Nieuwland zó uit te voeren dat de Zuidelijke dijk over 200 roeden (ong. 750 m) recht op het Noordwestelijke ravelijn van de vesting zou aanlopen (wat nog goed op de kaart te zien is) en in 1701 werd op zijn voorstel o.a. een stenen redoute buiten de Gentse poort gemaakt tot dekking van de haven; het latere Havenfort. Ook liet hij de linie naar de Moerschans en Sandberg verbeteren zodat de Vervolg op bladz. 3(>)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 10