geving van de Nederlandse Bank gevestigd te zijn.
Vele banken zijn in de binnenstad slecht en be-
'nauwd gehuisvest. De verplaatsing van het finan
ciële centrum versterkt dus de noodzaak om de
cityvorming in de 19de-eeuwse wijken spoedig voor
te bereiden. Zo kan het verlies van het Frederiks-
plein als operabouwplaats wel tot resultaat hebben
dat het nieuwe bankgebouw gaat werken als een
stedebouwkundig breekijzer in de Pijp. Merk
waardig genoeg geldt hetzelfde van het RAI-
terrein. De teleurgestelde operaliefhebbers zien
thans een groot rommelig terrein met een aantal
provisorische bouwsels, ten Noorden begrensd
door een achterbuurt, namelijk „de Pijp". Men
vergeet hier met een nooit uitgevoerd onderdeel
van Berlage's plan-Zuid uit 1915 te doen te hebben,
en dit uitbreidingsplan is zo knap opgezet en door
werkt dat het ondanks de soms wat zonderlinge
architectuur een der beste nieuwere stadsdelen
blijft. Berlage had op dit ha grote gebied een
enorm „volkshuis" geprojecteerd, een openbaar ge
bouw dus voor culturele doeleinden. Door een
wonderlijke speling van toevalligheden is deze
stedebouwkundige gedachte ruim veertig jaar
later weer actueel geworden en wanneer men nu
eens op de kaart van het groeiende groot-Amster
dam nagaat hoe gunstig gesitueerd dit gebied is ten
opzichte van de verschillende stadsdelen en hun
onderlinge verbindingen, dan krijgt men respect
voor Berlage's vooruitziende blik. De voordelen
van het RAI-terrein zijn evenwel aan het gezicht
onttrokken door de straten van de
Pijp, die het leven van de binnen
stad scheidt van de operabouw-
plaats. Wil een modern theater
daar floreren, dan dient dit obsta-
kei doorbroken te worden, hetgeen
in de eerste plaats zal moeten ge
schieden door een verbreding van
de Ferdinamd Bolstraat. Dat is het
tweede stedebouwkundige breek
ijzer in de Pijp, nu van de andere
kant.
Wanneer 'men aldus de conse
quenties van de terreinruil tussen
de Nederlandse Bank en de Ge
meente bekijkt, dan blijkt dit be
sluit het afwenden van een ernstig
vernielingsgevaar en een goede
regeneratiemogelijkheid aan de
Oude Turfmarkt te bevatten, op
een centraal gelegen en belangrijk
punt van dé binnenstad, en tegelij k
een tweezijdige druk voor te berei
den op de saneringsrijpe Pijp.
Wanneer zou een dergelijke sanering kunnen be
ginnen? Sceptische stadgenoten antwoorden: met
sint Juttemis. Het gaat om een dichtgebouwde
volkswijk met goedkope woningen, en de woning
nood vermindert in Amsterdam maar héél lang
zaam. Stelt men zich de sanering voor volgens het
Weesperstraat-systeem: eerst alle huizen kopen of
onteigenen, dan vervangende woon- en werk
ruimten elders bouwen, en ten slotte de hele zaak
slopen, dan moet men niet in jaren maar in gene
raties tellen, terwijl het zelfs dan de vraag is of de
stad het ooit betalen kan. Daar staat tegenover dat
de huizen van de Pijp aan vernieuwing toe zijn
en dat de behoefte aan bedrijfsruimte even nijpend
is als de woningnood. Komt er nu niet spoedig een
saneringsplan, dan zullen hier nieuwe hogere be
drijfsgebouwen verrijzen ter plaatse van uitgewoon
de en voor dit doel aangekochte huizenblokken
binnen de oude, onbruikbare rooilijnen. Dan blijft
de Pijp een onmogelijke buurt met een chaotisch
stratenplan. Deze ontwikkeling is langs de Stad
houderskade al gaande.
Het gaat er dus niet om aan de Gemeente de moei
lijk vervulbare eis te stellen dat zij in dit ganse uit
gebreide gebied bouwrijp terrein zal leveren langs
nieuw gerooide straten (zoals in de wederopbouw-
plannen), maar om de bestaande drang tot city-
vorming in de 19de-eeuwse wijken te activeren en te
kanaliseren zodat deze automatisch leidt tot sane
ring. Ook dat zal niet snel gaan en het valt te voor
zien dat er op deze manier nog lang brokken van
13
Het Frederiksplein en de lege plek waar het Paleis voor Volksvlijt stond, (foto Oppenheimer