toch wel bevestigend hebben kunnen worden be
antwoord.
Wij zouden een ander geluid willen laten horen.
Voor de toewijding en werkkracht van directie en
staf van de Rijksdienst hebben wij alle respect.
Onze ervaring is, dat geen van hen ooit iets te veel
is, wij hebben ons echter niet aan de indruk kunnen
onttrekken, dat men zwaar overbelast is en het de
dienst, zowel als het werk ten goede zou komen,
als er meer capabele mankracht zou komen. Dit
zou sneller reacties op aanvragen, frequenter be
zoeken aan het werk betekenen en meer tijd be
schikbaar om besprekingen te voeren, die tot
restauraties kunnen gaan leiden èn adviezen te
verstrekken. Immers al zegt de Staatssecreatris,
dat de Rijksdienst niet de wettelijke bevoegdheid
heeft tot het inspecteren van particuliere eigen
dommen, toch menen wij, dat vele particulieren
het op hoge prijs stellen, wanneer zij, ten aanzien
van hun eigendommen, die monumenten zijn, een
beroep mogen doen op het advies van de Rijks
dienst. Uit dergelijke contacten kunnen zeer
nuttige resultaten voortvloeien, die lang niet altijd
veel geld behoeven te kosten. Onze ervaring bij de
Bond Heemschut heeft geleerd, dat met morele
steun, advies en enig tekenwerk opmerkelijke suc-
secsen kunnen worden geboekt, die bovendien zeer
gewaardeerd worden door de betrokken particu
lieren. De politie te Amsterdam kent een dienst
„voorkoming misdaden". Een soortgelijke dienst
bij de monumentenzorg, een afdeling „voorkoming
verminking en verlies monumenten", zou haai geld
ten volle opleveren en de verzorging en het behoud
van de monumenten ten goede komen.
Heemschut heeft jarenlang zo'n adviesbureau ge
had en zelfs met zijn beperkte middelen meer dan
500 gevallen per jaar behandeld, en weet dus waar
over het spreekt. Het bestuur is bereid dit weer op
te richten, indien het Rijk daaraan zijn financiële
medewerking verleent. Wij vragen ons echter af,
of het niet efficiënter is, als de Rijksdienst zelf deze
taak behartigt.
Neen, wij zijn het niet met de Staatssecretaris eens,
dat de apparatuur van de Rijksdienst voldoende is,
wij menen, dat niet voldoende het hoofd kan wor
den geboden aan de nieuwe eisen welke thans ge
steld worden. De hieuwe eisen zijn de stedebouw-
kundige vraagstukken,' zoals die thans aan de orde
komen: de wederopbouwplannen in Amsterdam,
w.o. het jaimmerlijke plan-Nieuwmarkt maar toch
ook de plannen-Weesperstraat en Jodenbreestraat,
die zulke bijzondere aanvechtbare details bevatten,
waarvoor veel stadsschoon verloren zal gaan. Wij
denken ook aan de stedebouwkundige problemen,
zoals die deze maanden gerezen zijn in Heusden,
Dordrecht, Alkmaar en Utrecht. Straks zullen er
heus wel meer volgen.
Naar onze mening worden al die problemen ont
stellend eenzijdig technisch behandeld. Het is
dringend nodig duidelijk te maken en hier tegen
over te stellen dat niet minder belangrijke waarden
als die van de monumenten,- het stadsschoon en
stadseigen eveneens volwaardig in de beschouwing
dienen te worden betrokken.
Sinds onheuglijke tijden is dit het facet van het pro
bleem wa!ar altijd de offers Van gevraagd worden,
is dit het onderdeel dat altijd wijken moet voor
de z.g. „voortschrijdende techniek". Aangezien het
verleden bij herhaling heeft geleerd, dat vele slo
pingen, doorbraken, dempingen e.d. achteraf
nodeloos zijn gebleken en onherstelbare verliezen
voor het stadskarakter hebben opgeleverd, wordt
het hoog tijd, dat hier iets gebeurt. Daarom is de
uitbreiding van de apparaturen van de Rijksdienst
met een afdeling „stedebouwkundige plannen"
dringend nodig. Zij had er al enige jaren moeten
zijn!
Of ook de afdeling Dokumentatie van de Rijks
dienst wel de personeelsbezetting heeft, welke zij
nodig heeft, durven wij te betwijfelen. Bij navrage
bleek ons, dat een zo belangrijk monument als de
Dubbele poort te Hulst niet opgemeten was en er de
gehele zomer ook geen gelegenheid was om dat te
doen. Het lijkt ons geen bewijs voor voldoende
aanwezigheid van mankracht!
Vereniging „Hendrick de Keyser
Een der Kamerleden heeft de vraag gesteld: zijn
de financiële lasten van een instelling als de Ver
eniging Hendrick de Keyser niet z;odanig vergroot,
dat zij voor vérhoging van de subsidie in aanmer
king komt? De Minister heeft hierop geantwoord:
Inderdaad zijn de financiële lasten van de Vereni
ging Hendrick de Keyser zodanig gestegen, dat de
ondergetekende bereid is een verhoging van de
subsidie te overwegen, zodra zulks hem redelijker
wijze mogelijk zal zijn.
5